593 keerden, nadat die plaats zonder slag of stoot genomen werden geen deel namen aan de bestorming van Djagaraga op den 15 April d. a. v.maar wel, ten getale van 20, weder ontscheept werden, om ge durende den opmarsch der expeditionaire landmacht naar Djagaraga, Sangsit te bezettenomdat de vijand volgens geruchten een aanval van de zijde van Klongkong zoude doen. Nadat deze mariniers den volgenden dag door al de mariniers van het eskader werden ver sterkt, werden zij den 17 April weder ingescheept en vertrok de vloot naar de Laboean-amok baai, terwijl de landmacht, na de be haalde overwinning bij Djagaraga, hare operatiën vervolgde. Het oogenblik was nu daar, dat de marine-landingsdivisie in haar geheel een meer werkdadig aandeel in den oorlog te land zoude nemen. Het marine-bataillon, onder de bevelen van Bouricius, den 24 Mei gedebarkeerdwerd nu na de geleden verliezen tot versterking der landmacht gebezigd en rukte met haar op, om spoedig daarna bij den tempel Soenla-lawas met den vijand slaags te geraken en zich daarna met de landmacht van Kasoemba meester te maken. Bij ge legenheid van de verwonding van den generaal Michiels bij Kasoemba op 25 Mei, was het marine-bataillon wederom met den vijand in aanraking geweest. Toen na den .dood van dien generaal, de luite nant-kolonel J. Van Swieten last gaf, den terugtocht naar Pa- dang Cove aan te nemen, werden de diensten van het marine-ba taillon niet meer noodig geacht en scheepte de landingsdivisie zich weder in; doch toen de vijandelijkheden weder hernieuwd werden, moest het landingskorps der marine, thans 564 mariniers en matrozen sterkwederom debarkeeren en nam het aan den tocht naar Kasoemba deel, dat, even als Soenla-lawas, op nieuw moest worden in bezit genomen. Eene kompagnie der landingsdivisie bleef te Padang Cove achter, maar reeds eenige dagen later 15 Juniwas de expeditie feitelijk afgeloopen en keerde het marine-bataillon naar boord terug. In 1850 namen de onrustige bewegingen op Borneo's westkust een aanvang en moest de Indische regeering tot het nemen van krachtige maatregelen overgaan om den Chinezen haren sterken arm te doen gevoelen. Het fregat de Rijn en het stoomschip Tjipdnas werden naar Pamangkat gezonden om van daar te trachten, de door den vijand aangelegde versterking te vernielen. Eene landingsdivisie, bestaande uit drie kolonnes, debarkeerde thans en opereerde aan beide oevers van de rivier, waaraan die versterking gelegen was. Bij de hoofd macht bevonden zich 33 mariniers; doch het doelom die versterking

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 572