Het Comité was voornemens geweest ook de hoogten, die zich op den linkeroever der Bièvre bevindentegenover de forten Montrouge, Yanves en Issy, binnen den kring der verdediging te trekken. Men had zelfs reeds het bosch van een gedeelte dezer streek weggekapt en een aanvang gemaakt met er redoutes op te werpen, maar de werken waren op dit punt zoo weinig gevorderd, dat, toen de Duit- schers verschenen, de Eranschen verplicht waren deze gewichtige stellingen te laten varen. Om dezelfde reden moesten de Eranschen de werken in den steek laten, die zij bezig waren aan te leggen in het schiereiland Genne- villers, tusschen den Mont-Valérien en de vestingwerken van Saint- Denis. De schrijver geeft daarna, volgens Ducrot, den staat van het oor- logsmaterieëlwaarover Parijs beschikte. Ik ga over tot het derde hoofdstuk, dat is te zeggen de insluiting van Parijs door de 3e armee en de Maas-armee in de tijdsruimte, verloopen van den 17erl Sept. tot den 19en des avonds. Men wist reeds tegen het eind der eerste helft van Sept. in het hoofdkwartier van den Koning van Pruisen, alles wat Parijs gedaan had om voorbereid te zijn op een waardige ontvangst van den vijand, en men was evenzeer ingelicht omtrent de oprichting van een nieuw leger aan de oevers van de Loire. Een aanval bij overrompeling, tegen de hoofdstad gericht, bood weinig kans van slagen, want, ofschoon Parijs slechts troepen bevatte, die voor het meerendeel den dienst niet keuden, was een bestorming bijna niet mooglijk. Men moest dit denkbeeld te spoediger opgeven, omdat een nederlaag de noodlottigste gevolgen had kunnen hebben voor het Duitsche leger en voor den veldtocht, dien het ondernomen had. De Pruisische generale staf besloot dus, zich te bepalen tot een zoo nauw mooglijke insluiting. De Duitschers beschikten in de eerste tijden voor dit doel, tegen half Sept., over ongeveer 150000 man en 620 vuurmonden, die tevens tot taak hadden, zich met alle kracht te verzetten tegen elke poging, die de Pranschen zouden kunnen beproeven om de hoofdstad te ontzetten. Deze troepen moesten weldra versterkt worden door de korpsendie men van Sedan verwachtte. Een grooter vermeerde ring van het insluitingsleger hing noodwendig af van hetgeen gebeuren zon voor Metz en Straatsburg. Yoor het oogenblik liet men aan de toekomst de zorg over, te beslissenof en wanneer men tot een ge- 826

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 605