leiding voor den officier, schijnt zij ons toch in dit boek iets te nitvoerig toe, daar zij een vijfde van het werk inneemt. Zij is overigens met de juistheid en helderheid geschreven, die aan alle goede wetenschappelijke Eranschë werken eigen is, en de in den tekst gedrukte afbeeldingeu zijn meestal zeer leerrijk. Bij de schil dering van het ademhalings-proces worden de middelen om gestikten in het leven terug te roepen aangegevenwat ons toeschijnt op een andere plaats te huis te behooren. Dit is ook het geval met de verder vermelde, op zich zelve zeer belangwekkende statistiek der sterfte onder getrouwde mannenongetrouwde mannen en weduwenaars. Zij bedraagt op den leeftijd van 35 tot 40 jaren respectievelijk 74, 13 en 174 ten 100. (Herbert Spencer heeft den weldadigen nvloed van het huwelijk op den levensduur, door Dr. Bertillon met. cijfers bewezen en vroeger door Be Locomotief onder de aandacht van het Indische publiek gebracht, geloochend. Hij wil den langeren ievensduur der getrouwde mannen verklaren uit de omstandigheid' ldat de vrouweu bij voorkeur haar hand schenken aan de sterksten Al was dit waar, hoe verklaart hij dan de groote sterfte onder de weduwenaars? Als het verlies van eene beminnelijke echtgenoot u eerder doet ten grave dalenmoet het bezit u wel langer doen leven. D1. Bertillon heeft dan ook in La Philosophie positive Herbert Spencer flink op zijn plaats gezet. D.) Het tweede en uitvoerigste gedeelteMilitaire gezondheidsleer" biedt een overvloed van boeiende en leerrijke beschouwingen over voeding, kleeding, huisvesting, uitrusting, belasting en bezigheid van den soldaat, waarbij, gelijk in het geheele werk, vergelijkingen tusschen de groote Europeesche legers gemaakt worden. De Duit- sche vleeschportie, 500 grammen, is b. v. de grootste, en, zeldzaam genoeg, alleen Spanje geeft evenveel. Omtrent vleesch lezen wij ook nog, dat het verbruik van paardevleesch te Parijs sinds 1867 verdrievoudigd is. Daarna volgen eenige zeer leerrijke artikelen over troepen-menages en keuken-inrichtingen. Men ziet er uit wat niets nieuws is voor ieder die Prankrijk kentop welke jammerlijke wijze nde groote natienog kort geleden voor het lichamelijk welzijn vau haar leger zorgde. Vóór 1870 kwam het bij enkele troepen- afdeelingeu voor, dat men lieden acht tot veertien dagen verlof gaf, alleen opdat en onder voorwaarde dat zij gedurende dien tijd hunne soldij in de menagekas zouden storten. Het vleesch was uit gebrek aan geld meestal van oude, afgebeulde, ellendige beesten; 636

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 615