639 De volgende hoofdstukkennDe soldaat in het garnizoenen uT>e zieke en gewonde soldaatleveren weder veel onderhoudends. Omtrent zelfmoord in het leger blijkt, zoo de opgaven van den Aertzlichen Verein dd. 22 Juli 1869 juist zijn dat de verhouding is in den vroegeren Noordduitschen Bond 1 op 2238 Frankrijk1 10000 België1 17800 soldaten. Daarentegen is het sterfte-cijfer voor het Pruisische leger (1867) het geringste. Ten opzichte van syphilis staat het Engelsche leger boven aan, gelijk bekend is, met niet minder dan 290 man op de 1000, in het jaar 1864. Eegimentsgewijze infirmeriën ook in Duitschland zeer wenschelijk, hospitalen voor aanstekelijke ziekten, badkuren en verlof naar de badplaatsen, de aanspraken der invaliden op verzorging en eindelijk de ontsmetting van de slagvelden makenonder aanbeveling van de Pruisische verkenningswerken Eecognoseirungswerke) (voor het eerst in den Amerikaanschen burgeroorlog aangewend door de gefedereerden) het slot van het tweede gedeelte uit. De nu volgende 3e en 4e gedeelten zijn uitsluitend aan ziekten gewijd, het 3e aan de verwondingen, het 4e aan de in-en uitwen dige krankheden. Wij kunnen ons ook hier er slechts toe bepalen, daaruit enkele mededeelingen te lichten. In het algemeen heeft in de nieuwere oorlogen op elke 7 soldaten één de kans gekwetst, en eerst op 44 de kans gedood te worden. Van alle kwetsuren komt een derde op de beenen en de voeten; hals en onderlijf worden het minst getroffen. Bij verwondingen wordt tot het stillen van ondraaglijke pijn eene overvloedige aanwending van chloraal en dergelijke middelen aanbe volen. In het jaar 1870 telde men bij elk Pransch legerkorps gemid deld veertig artsenbij elk Pruisisch honderd zestig. Een verband- etui met eenige weinige medicijnen, waaronder ook pijnstillende, is voor eiken soldaat gêwenscht. Het aan de eigenlijke ziekten gewijde gedeelte begint met de in de groote legers uitbrekende epidemieën, waarvan de afdalende reeks is als volgt: typhus, dissenterie, cholera, pokken, scheurbuik. In de Krim bezweken daaraan 74000 van de 309000 Eranschen, terwijl slechts 20000 op het slagveld sneuvelden of aan hunne wonden stierven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 618