640
Gedurende den oorlog van 1870—71 verloor Duitschland slechts
12000 man aan ziekten, waaronder 210 officieren. Dit buiten ver
houding gunstig cijfer wordt met recht aan de groote zorg voor het
lichamelijk welzijn van onze soldaten toegeschreven.
Er zijn oorlogen zonder cholera en zonder pokken, maar geen
zonder dissenterie, en, voegen wij er bij, zonder typhus. Daarop
worden de andere, meestal in het garnizoen en op marsch voorko
mende ziekten en de middelen om ze te verhoeden besprokenwaarbij
wij leeren, dat de zoogenaamde Egyptische oogziekte onder de
Eransche troepen zeer weinig heerscht.
[Op den eersten dag van de zware langdurige marschen neemt men
de meeste ziekten waar, het gevolg van het afscheid nemen, met
al zijn glaasjes op het wederzien, op de overwinning//op de valreep",
en van de daaruitvolgende korte nachtrust. Het is daarom wenschelijk,
de troepen gedurende dit laatste etmaal in de kazernes te consig
neeren. Ook het overdreven toepassen van de leer: //niet te drinken
van een stroomend water als men bezweet is", heeft veel ongevallen
onder de Duitsche soldaten veroorzaakt. D.]
Dit vierde gedeelte is het minst nieuw.
Het vijfde en laatste gedeelte is een raadgever voor de lieden der
keuringscommissie. Het is voor ons in zoo verre van belang, dat
wij de Pruisische bepalingen meestal bijna woordelijk terugvinden.
Aan den anderen kant is het aanlokkend, omdat het ons een uit
gegevens en cijfers gevormd beeld levert van den reeds tot het bur
gerrecht gekomen algemeenen dienstplicht in Erankrijk. Wij kunnen
de lezing er van ten zeerste aanbevelen. Zonderling schijnt het
naar onze begrippen, dat voor de aanvulling s-bezigheden lieden bij
den hulpdienst Service auxiliaireworden ingedeeld, zonder dat de
wet van 27 Juli 1872 verklaart, waarin die dienst bestaat. In 1873
zijn daarvoor aangewezen28000
in 1874 27000,
en omtrent de bestemming van die 55000 man is nog niets
bepaald.
Het zijn geen lieden die aan onze aanvullings-reserve beantwoorden,
maar onze schrijvers gelooven, dat zij eventueel mogen gebruikt wor
den in militaire inrichtingen, magazijnenwerkplaatsenbureelen enz.
Volgens de officiëele verslagen van het Oorlogsministerie moeten
er in 1872 slechts twee gevallen van zelfverminking om zich aan
den dienst te onttrekken bekend zijn geworden.