64a
vormen, terwijl het onmogelijk wezen zou, met Duitsche soldaten
een Fransch bataillon samen te stellen. Ofschoon de Fransche troe
pen nog veel moeten leeren, kunnen zij, wat gebreken en deugden
betreft, de vergelijking met de massa der Duitsche reeds op dit oo-
genblik zeer wel doorstaan.
Anders is het gesteld met de kadersonderofficieren en korpo
raals. Te dien aanzien wordt het Fransche leger door het Duitsche
ver overtroffen. In Frankrijk, waar de nijverheid zulk eene hooge
vlucht heeft genomen, vindt de jonge kleine burger, die dienst ge
nomen heeft bij het leger en kundigheden genoeg bezit om het tot
den rang van fourrier te brengen overvloedig gelegenheid om na het
verstrijken van zijnen diensttijd geplaatst te worden in de bureaux
der industrie en zijne positie te verbeteren. Van daar dat het kader
van het Fransche leger telkens verloopt. In Duitschland is de toe
stand anders. De Duitsche onderofficier blijft levenslang in de ge
lederen omdat zijn geboortegrond minder verscheidenheid van mid
delen van bestaan aanbiedt en hij geenszins zekerheid bezit, zoo hij
het leger verlaat, elders gelegenheid te zullen vinden om in zijn on
derhoud te voorzien, (p)
Wat de Duitsche officieren betreft, deze onderscheiden zich van de
Fransche door eene aristocratische hooghartigheid, welke van de zijde
van den soldaat geene toenadering gedoogt en voor persoonlijke ge
negenheid geene plaats laat. De Duitsche officier vernedert zijne min
deren door de houding, welke hij tegenover hen aanneemt; de Fran
sche heft zijne minderen tot zich op door hartelijke belangstelling in
hun lot, en daalt tot hen af door te toonen, dat hij gedreveu wordt
door dezelfde roemzucht, dezelfde romaneske dapperheid en dezelfde
neiging voor avonturen als zij. Voegt de Duitsche officier voor het
Duitsche leger, de Fransche voegt bij uitnemendheid voor het Fran
sche.
De Fransche artillerie verkeert in zeer goeden staat en is beter
bespannen dan de Duitsche. Daarentegen zijn de Duitsche kavalle-
risten vlugger in hunne bewegingen en berijden zij minder zware
paarden. Alles wat het ponton-wezende veld-telegrafie en de in
tendance betreft, is bij de Franschen thans even goed ingericht als
bij de Duitschers. Alleen wat den trein aangaat, winnen het de
laatsten van de eersten.
De Duitsche Generale Staf is in het bezit van volledige inlichtin
gen omtrent alle landen van Europa, met welke Duitschland in oor-