647
Verbetering van slecht drinkwater door kooken. Het beste mid
del om slecht of verdacht putwater voor het gebruik onschadelijk
te maken iszooals algemeen bekend is, het water af te kooken voor
men het gebruikt. Een Duitsch chemicus stelt nu voor, bij het
water eerst een weinig wijnsteenzuur, citroenzuur of zoutzuur te
voegen, het daarna te kooken, en na afkoeling het zuur met dub
bel koolzure soda te neutraliseeren. Hij beweert, dat door het toe
voegen van het zuur de bij het kooken uit de aanwezige organische
stoffen ontstane ontlediugsproducten vernietigd en onschadelijk gemaakt
zouden worden.
[Dingleds Pol. Journal 1876, Band 221, Reft I.)
Maïs als paardenvoeder. De gunstige uitslag der proefnemingen,
in Italië gedaan met maïs als voedsel voor paarden, heeft het Oos-
tenrijksch ministerie van oorlog aanleiding gevendergelijke proef
nemingen ook bij het Oostenrijksehe leger te doen geschieden ten
einde, naar gelang van de resultaten, de maïs, naast de haver, als
normaal bestanddeel van het ration in te voeren.
In alle militaire kommandementen moeten deze proeven genomen
worden; zij zijn 1 Juli 1876 begonnen en duren zes maanden. Op
den tegenzin van sommige paarden in het nieuwe voedsel behoeft niet
te worden gelet. Het ration zal bestaan uit:
a. bij de eene helft, gedurende de maanden Juli en Augustus,
2830 gram haver en 1420 gram maïs; in September en Oc
tober, 2550 gram haver en 1700 gram maïs; in November en
December, 2125 gram haver en 2125 gram maïs;
b. bij de andere helft: in Juli, Augustus en September2830 gram
haver en 1420 gram maïs; in October, November en December,
2550 gram haver en 1700 gram maïs.
De overige bestanddeelen van het ration blijven onveranderd; zoolang
de proef duurt, wordt de maïs-voedering onder alle omstandigheden
van den dienst voortgezet.
Mocht gedurende de proef de noodzakelijkheid blijken, de maïs vóór
de voedering te weeken of de kern te brekendan moeten de kom
mandanten der troepen een behoorlijk omschreven voorstel doen.
Op het einde der maanden Augustus, October en December moe
ten zij een algemeen rapport indienen, waarin alle zaakbetrekkelijke
beschouwingen zijn opgenomen. Op 10 Januari 1877 wordt voorts