59
lelijke, politieke aanrakingen met de hoofden en de bevolking inde
3 Sagies, huiten het gebied van Maraksa, hadden niet plaats en van
toenadering was daar niets te bespeurenintegendeel bleef de houding
der Atjehers steeds uittartend vijandig.
Nauwelijks was de hoofdmacht vertrokkentoen door den vijand
een inval gedaan werd in het destijds (overeenkomstig den vroegeren
wensch van Toekoe Nek Radja Moeda Setia) nog niet door ons be
zette gebied van Maraksa, waar het hem gelukte zeven kampongs in
de asch te leggen en schrik en ontsteltenis onder de bevolking te
verspreiden. Door onze troepen teruggedreven, herhaalde hij meer
malen de poging om in Maraksa door te dringen, maar hij kon daarin
niet meer slagensedert er verscheidene militaire posten door ons
werden gevestigd. Daarop stelde de vijand zich ten doel, weder
vasten voet te krijgen aan den rechter oever der Atjeh-rivier, ten
einde ons de communicatie met de schepen te heletten en ten einde
van de rivierzijde op Maraksa te kunnen aanvallen. Werkelijk ge
lukte het hem een oogenblik, door het terrein begunstigd, zich tus-
schen Penajoeng en den riviermond te nestelen, en begon hij reeds
weder de versterkingen aan den zeekant te bezetten; maar hij werd
van daar verdreven en voor goed van de rivier verwijderd gehouden
door de posten, die in het gebied der XXAH Moekim door onze
troepen bezet werden. Geen onzer posten werd echter door hem met
rust gelaten; hij trachtte telkens door onze versterkingsliniën heen
te breken, terwijl hij daartegenover zijnerzijds versterkingen opwierp,
uit welke hij zich niet dan tijdelijk door het geschut onzer lorten
liet verdrijven, om telkens weder te keeren en nu de eene. dan de
andere van onze posten, en dikwijls alle te gelijk te bestoken. Man
lieverlede moesten, vooral in het gebied der XXV Moekim, onze
posten vooruitgeschoven wordenom de bezette landstreek beter te
beveilligen tegen den steeds opdringenden vijand, of om hem den
toegang onmogelijk te maken tot puntendie voor den aanval op
onze positiëu gunstig gelegen waren. Niet het minst was onze
hoofdtroep, in Kotta-Radja gelegerd, aan het vijandelijk vuur bloot
gesteld, zoo lang niet ook het oostelijk en zuidelijk van die ver
sterking gelegen terrein door ons bezet was.
Het waren niet alleen de in de 3 Sagies te huis behoorende strij
ders, die onze troepen zooveel werk gaven. Van verschillende on-
derhooriuhedeii. vooral van Pedir, Merdoe en Saunalangan aan de noord
kust en Touom aan de westkust, schijnen voortdurend hulptroepen