65 spiegelde zich alweer niet af in de houding die tegenover onze krijgsmacht werd aangenomenwant na den 2dea Januari was die niet minder vijandig dan vroeger. Door de aanhoudende aanvallen die op onze positiën beproefd werdenwas de militaire en civiele bevelhebber, ook in den laatsteu tijd vóór dat hij (half Maart) kennis kreeg van het bedoelde schrijven der hoofden van de 3 Sagiesgedwongen ge worden, herhaaldelijk offensief op te treden. Eerst nadat in de linie Kotta-AlamLougbattahLohong—La- rnara de noodige posten waren bezet, was het den vijand onmogelijk gemaakt om Kotta-Radja van de oost- en zuidzijde te verontrusten, even als hem de toegang tot de Atjeh-rivier beneden Kotta-Radja werd afgesneden door onze posten-linie van Kotta-Alam noordwaarts tot Kotta-Moesapien gelijk hij van het gebied van Maraksa werd verwijderd gehouden door de linie onzer versterkingen, die zich van Lamara westwaarts tot Oleh-ieh uitstrekt. Het bleek al spoedig na het vertrek van de hoofdmacht der tweede expeditie, dat de volkomen beveiliging van de laatstbedoelde landstreek, daargelaten dat zij vereischt werd in het belang der ons bevriende hoofden en bevolking, ook in ons eigen rechtstreeksch belang even noodig was als het ongestoord bezit van de Atjeh-rivier. Zoodra de west-moeson inviel, werd het moeilijk van de reede de monding der rivier te bereikenen men kon verwachten dat weldra de communi catie met de schepen langs den tot dusver gevolgden weg onmogelijk zou worden, ook omdat de stoombarkassen niet bij machte waren de transportvaartuigen in de gezwollen rivier tegen den feilen stroom op te slepen. Daarenboven vond het goederenvervoer op vrij om slachtige wijze plaats. (De goederen werden met sloepen en vlotten van de schepen gebracht naar den riviermond westzijde en daar gelost; dan geladen in Chineesche praauwen, die door stoombarkassen naar kampong Djawa werden gesleept; daar weer gelost en in tram wagens geladen om naar Kotta-Radja vervoerd te worden.) Om aan de verschillende bezwaren te gemoet te komenwerd besloten de de stapelplaats der goederen aan het strand van den riviermond westwaarts te verleggen naar Oleh-leh bij de kwalla Tjangkoel (Na- ridji)waar reeds een militaire post was gevestigd. Het bleek uit een door de marine ingesteld onderzoek, dat het niet mogelijk zou zijn de goederen uit de schepen binnen de kwalla Tjangkoel te brengen en daar te lossenmaar men kon nabij den ingang der lagune een zeehoofd bouwen voor het lossen der goederen, en men kon die van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 72