70 sehelijk geacht werd het corps mariniers zooveel mogelijk bijeen te houden. Met de bevolking van Poeloe Bras vonden weinig aanrakingen plaats. Toen in Maart 1875 het gerucht zich verspreidde, dat zij zich op een vijandelijken aanval voorbereidde, een gerucht dat onder de talrijke Chineesche arbeiders groote ongerustheid te weeg bracht werd met Zr. Ms. stoomschip Potdianuk, waarop zich de controleur Tadama met eenige ingezetenen van Maraksa had inge scheept, een tocht langs de zuidkust van het eiland gemaakt. Men vond echter de kamponghoofden (die gewillig met de Maraksanen aan boord kwamen) zeer wel gezind. Op Poeloe Way, dat bij deze gelegenheid ook werd bezocht, kou men niet in aanraking komen met de bevolking, daar deze bij de nadering van het stoomschip hare kampongs aan het strand verliet en zich naar het binnenland terug trok. Omtrent de Afjehsche onderhoorigheden is hier het navolgende aan te teekenen. Sedert na de verovering van den kraton van Atjeh aan de verschillende staten ter oost-, noord- en westkust de proclamatie was uitgereikt, waarbij zij werden uitgenoodigd zich aan het Nederlandsch oppergezag te onderwerpen, bepaalde het gevolg, dat aan die uit- noodiging gegeven of' niet gegeven werd, den omvang onzer taak op die kusten. Er waren staten, die weigerden zich te onderwerpen, of die zich nog niet wilden of nog niet durfden verklaren, omdat zij nog niet overtuigd waren dat het Nederlandsch gezag voor goed in Groot-Atjeh gevestigd was. Deze staten moesten zoo gestreng mogelijk geblokkeerd blijven, maar waar eenige gezindheid tot toena dering werd waargenomen, moest die worden aangemoedigd. Er waren andere, die zich tot onderwerping bereid verklaarden, maar die, bevreesd voor hunne nog niet met het Nederlandsch gezag bevriende naburen, de Nederlandsche vlag nog niet durfden voeren. Met deze moesten vriendschappelijke betrekkingen onderhouden worden, maar, aangezien de blokkade voor hen niet kou worden opgehevenmoest hun de vrije handel ontzegd blijven. Alleen werd hun vergund zich van levensbehoeften te voorzien in de staten die de Nederlandsche vlag voerden. In de laatstbedoelde staten eindelijk, die tot alle voor waarden, in dc acte van onderwerping omschreven, waren toege treden moest de Nederlandsche invloed door gestadige aanrakingen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 77