71
bevestigd worden. Yoor deze werd de blokkade in zoover opgeheven
dat hun de handel met bevriende havens werd vergundmet dien
verstande echter, dat de invoer van oorlogsbehoeften verboden bleef
Maar behalve tegen den invoer van oorlogsbehoeften, moest ook ge
waakt worden tegen den invoer van goederen, met kleine kustvaar
tuigen, uit nog vijandige havens, in de staten die zich volledig
onderworpen hadden.
Het waren de kommandanten der blokkade-eskaders op de drie
stations (ter oost-, noord- en westkust)die de proclamatie van den
luitenant-generaal Van Swieten naar de onderhoorigheden hadden over
gebracht. Aan hen werden ook, althans op de oost-en op de noordkust,
de verdere politieke aanrakingen met de onderhoorigheden toevertrouwd.
Naar de westkust werden, van het in de wateren van Groot-Atjeh
aanwezige eskader, telkens de voor den blokkade-dienst (benoorden
Malaboeh) en voor de aanrakingen met de onderworpen staten (van
Malaboeh tot Troemon) benoodigde schepen gezonden, en aan de
kommandanten dier bodems werden dan speciale opdrachten mede
gegeven (f).
Ten einde de betrokken zeeofficieren in de bedoelde politieke aan
rakingen met de inlandsche staten bij te staan, werden bij een Indisch
Van dit verbod werd aanvankelijk alleen in de proclamatie van den luitenant-
generaal Van Swieten en in de onderhandelingen met de radja's melding gemaakt.
Het is echter later in algemeen verbindenden vorm afgekondigd bij de ordonnantie
van 19 April 1875. In die ordonnantie vindt men eene volledige opgaaf van de Atjeh-
sche staten, die de Nederlandsche souvereiniteit hebben erkend.
(f) Omtrent de sterkte der seheepmacht in de wateren van Atjeh zij hier aan-
geteekend, dat in April 1874, na het vertrek van de Zeelandden BrielMaas en
Waal en Coehoorn14 oorlogsschepen aanwezig waren, waarvan in 1874 nog 3 tot
het ondergaan van zware reparatiën vertrokken, terwijl daarentegen 4 nieuwe oor
logsschepen uit Nederland en 2 bodems uit den Indischen archipel aan het eskader
in de Atjehsche wateren werden toegevoegd. De normale sterkte bestond dus uit 17
oorlogsschepen. Voorts waren er 2 gouvernements-stoomschepenwaarvan e'én onder
militair bevel, en 2 gewapende booten. Voor transportdiensten waren, behalve het
eene gouvernementsstoomschip, 3 van particulieren ingehuurde stoomschepen in gebruik.
Het bevel over de maritieme middelen bleef opgedragen aan den kapitein ter zee
H. B. Kip, kommandant van de Metalen Kruis. Van 12 Juni tot 22 Juli 1874 was
hij echter afwezig, omdat de Metalen Kruis te Singapore moest gedokt worden. In
dien tusschentijd werd het bevel waargenomen door den kapitein-luitenant ter zee W.
F. L. de Vriese, kommandant van de Vice-Admiraal Koopman. In Juni 1875 ver
trok de kapitein ter zee W. B. F. Escher uit Nederland om het bevel over de mari
tieme middelen over te nemen, daar aan den kapitein ter zee Kip eene betrekking in
Nederland is opgedragen.