72
besluit van 21 Mei 1874 twee controleurs bij het binnenlandsch
bestuur ter beschikking gesteld van den militairen en civielen be
velhebber in Atjeh. Zij deden dienst op de noord-en op de westkust;
de stationskommandant ter oostkust verrichtte de hem toevertrouwde
taak op uitstekende wijze zonder zoodanigen bijstand. Kon men zich
op de oost- en op de westkust veelal met de Maleische taal behelpen
op de noordkust werd in verscheidene staten alleen de Atjehsche'
taal verstaan en gesproken of geschreven, zoodat men nimmer een
tolk ontberen kon. De reeds in vorige verslagen genoemde tolk
Saidi Tahir bewees daar gedurende eenigen tijd weder goede diensten.
Een eenigszins duidelijk overzicht van onze aanrakingen met de
verschillende onderhoorigheden kan alleen [gegeven worden wanneer
de gebeurtenissen in het gebied van elk der drie maritieme stations
(oost-, noord- en westkust) afzonderlijk worden nagegaan.
Waar aanleiding van de proclamatie van den luitenant-generaal Van
Swieten hadden zich, zoo als in het vorig verslag werd vermeld,
reeds dadelijk vier staatjes bereid verklaard om het Nederlandsch op
pergezag te erkennen, namelijk Edi, Pasei, Kerti en Soengei
Radja, respectivelyk bestuurd door Toekoe Tjihik, Toekoe Moeda
Angkasa, Toekoe Tjihik Moeling en Said Djafar, welke laatste het
gezag voerde in naam van zijn vader, den bejaarden radja Achil. In
Edi was reeds vroeger de Nederlandsche vlag geheschen. Aan de
drie andere staatjes werd zij voor 's hands niet uitgereikt, omdat deze
zich niet sterk genoeg gevoelden om haar te verdedigen bij mogelijke
aanvallen van de naburige nog niet onderworpen landschappen Telok-
Semawe en Simpang-Olim, Perlak en Langsar.
Op den 3<len Mei werd ook in Tamiang de acte van onderwerping
geteekend, de vlag geheschen, en de acte van erkenning uitgereikt
aan de hoofden der landschappen Soeroewaiaan den mond der ri
vier, en Karang, hooger op aan den linkeroever gelegen (respective-
lijk genaamd Radja Bandahara en Kedjoeroean Karang). Deze beide
hoofden hadden onderling en met de radja's der twee aan den rechter
oever der rivier gelegen en onder Lang'kat behoorende landschap
pen, Soethan Moeda en Kedjoeroean Moeda, steeds geschillen over
de heffing der tolrechten op de goederen welke langs de Tamiang-
rivier in- en uitgevoerd werden. Om ter zake tot eene billijke re-
Pasei en Kerti worden onder de staten van de oostkust vermeld, omdat zij
tot het maritieme station ter oostkust gebracht zijnde beide landschappen liggen
evenwel op de noordkust bewesten Diamant-punt.