73 geling te geraken, begaven zich in Augustus de adsistent-resident Kroesen (op zijne terugreis van Singapore naar Atjeh), en de adsis tent-resident van Deli met den pangeran van Langkat naar Tamiang, waar zij eene samenkomst hadden met de vier radja's. Het gelukte hun den 22sten Augustus eene overeenkomst tusschen dezen tot stand te brengen, waarin vooreerst de grenzen der vier landschappen wer den vastgesteld, en voorts werd bepaald dat de heffing der rechten op de Tamiangrivier te Laboean-Deli zou worden verpacht, en dat van de opbrengst 1/s zou worden uitgekeerd aan den pangeran van Langkat, terwijl van het overblijvende zouden vervallen 5/10 aan Ke- djoeroean Karang (van wiens gebied de meeste goederen werden uit gevoerd), 3/10 aan Kedjoeroean Moeda, yi0 aan Radja Bandahara en i/10 aan Soethan Moeda. Bij deze gelegenheid werd door den kedjoeroean van Soengei Ijoe die vroeger pogingen had aangewend om als zelfstandig hoofd door het Gouvernement aangemerkt te worden en als zoodanig van den stationskommandant de Nederlandsche vlag te ontvangen het gezag erkend van Radja Bandahara van Soeroewai, waarop hem door tus- sehenkomst van dezen de vlag werd uitgereikt. De radja van Perlak, Toekoe Tjihik, had aanvankelijk (zie vorig verslag) drie maanden uitstel gevraagd om zich te verklaren nopens zijne onderwerping aan de Nederlandsche souvereiniteit. Toen die drie maanden om waren, liet hij aan den stationskommandant nog nader uitstel vragen. Terwijl daarover onderhandelingen gevoerd wer den kwam bericht van Edidat de Perlakkers een inval gedaan had den in Pedawa besar, een landschap waarop de radja's van Edi en van Perlak beiden aanspraak maakten, en dat zij Edi zelf bedreig den. De stationskommandant vermaande den radja van Perlak ten ernstigste om zijne troepen terug te roepen en zich van verdere ge- weldspleging te onthouden, maar vroeg inmiddels (25 Mei) eene com pagnie infanterie uit Deli aanter bescherming van Ediwaar men al langer hoe meer beangst was geworden voor de Perlakkers, die reeds met de Ediërs handgemeen waren geworden en dezen terugge slagen hadden. Toen evenwel de compagnie, 80 man sterk, den 28sten Mei te Edi was aangekomen en de strandbentingvan welke de Nederlandsche vlag woei, bezet hadwas de oorlog met Perlak reeds beëindigd, want aan de aanmaning van den stations-komman- dant was werkelijk gehoor gegeven en de Perlaksche troepen waren teruggeroepen. Op eenmaal scheen de radja, tot dusver zeer weifel- 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 80