86
werping werd geteekend en beëedigd. Daarbij werd hem medegedeeld,
dat het Gouvernement zich het recht voorbehield om te Patty een
ambtenaar te plaatseneene bezetting te leggen en troepen te laten
doortrekken, en dat, wanneer van dit recht werd gebruik gemaakt,
de noodige hulp moest verleend worden, in 't bijzonder voor den
aanleg van wegen. In het een en ander werd door den radja toegestemd.
Toen hij naar zijn land was teruggekeerd, werden ook de controleur Ta-
dama en de lste luitenant Van Hoogstraten, adjudant van den militai
ren en civielen bevelhebber, met de Watergeus naar Patty gezonden
om tegenwoordig te zijn bij het hijschen der vlag. Zij debarkeerden
daartoe den 28sten Augustus, en nadat de plechtigheid volbracht was,
stoomde de Watergeus naar Kloeang, eene onderhoorigheid van Toe
koe Lampasei, (een der ons bevriende hoofden in Groot-Atjeh), die
zich mede aan boord van het oorlogsschip geëmbarkeerd had om in
het genoemde landschap de vlag te doen hijschen. Dit geschiedde
den 81steu Augustus, weder in tegenwoordigheid van den controleur
en den adjudant van den militairen en civielen bevelhebber.
In September bracht Toekoe Machmoed met zijn broeder een be
zoek aan Batavia. Later hadden herhaaldelijk, bij gelegenheid dat
Patty door oorlogsschepen werd aangedaan, vriendschappelijke ont
moetingen plaats tusschen onze autoriteiten en de inlandsche hoofden,
maar omtrent de stemming der bevolking werden meer dan eens on
gunstige berichten ontvangen.
Voor de overige staten in het noordelijk gedeelte der westkust
werd de blokkade streng gehandhaafd. Daar waren er die toenade
ring zochten, maar wegens hunne ligging in de onmiddellijke nabijheid
van Groot-Atjeh achtte de militaire en civiele bevelhebber het voor
alsnog bedenkelijk hunne onderwerping aan te nemen. Ook Loöng
en Lepong in het vorig verslag onder de onderworpen staten ge
rangschikt, omdat hunne hoofden zich bij onze autoriteiten in Groot-
Atjeh bereid hadden verklaard om onze zijde te kiezen werden
daarom niet in de gelegenheid gesteld om de Nederlandsche vlag
te hijschen. Die landschappen schijnen trouwens eerder als een deel
van Groot-Atjeh, dan als op zich zelf staande onderhoorigheden te
moeten worden aangemerkt; zij staan, even als Kloeang, onder het
gezag van Toekoe Lampasei.
De staten van beteekenis, die op de westkust het Nederlandsch
oppergezag nog niet hebben erkend, zijn Telok-Kroet, Itigas en
Tonom. Ten einde de betrekkingen met de onderworpen landschappen