89
artillerie sedert twintig jaren aanmerkelijk is toegenomen en zij nog
grooter kan worden. Thans bestrijdt men de meening niet meer,
dat vooral op de schietvelden de kunst van aanvallenverdedigen en
bouwen van versterkingen moet worden geleerd. Het departement
van oorlog heeft deze waarheid erkend sedert 1866, toen het bepaalde,
dat jaarlijks eenige genie-officieren zullen worden aangewezen om de
oefeningen in den polygoon van Brasschaet bij te wonen en om,
steeds wanneer aangelegenheden die voor de genie van belang zijn
behandeld wordenzitting te nemen in de permanente commissie voor
dien polygoon.
De militaire ingenieur moet zijn beroep liefhebben, hart hebben
voor zijn wapen en doordrongen zijn van het gewicht zijner betrek
king; doch evenzeer moet hij met zorg vermijden, aanleiding te ge
ven tot gevoeligheid of naijver bij anderen, waardoor onvermijdelijk
de geest van kameraadschap verzwakt, die ons beroep juist aantrek
kelijk maakt en ons sterk doet zijn. In een leger mag geen andere
naijver bestaan dan die welke tot den arbeid opwekt.
Ten gevolge van de onmetelijke vorderingen, die de bewapening
en de krijgskunst in onze dagen hebben gemaakt, heeft de studie
eene zoo groote belangrijkheid verkregen, dat de practijk tot den
tweeden rang is afgedaald. Terwijl de noodzakelijkheid van voort
gezette studie vroeger slechts werd erkend voor de officieren der
//wetenschappelijke" wapens eene uitdrukking, die opgehouden heeft
waar te zijn sedert alle wapens behoefte hebben aan de wetenschap
moeten thans alle officieren zich voor een groot deel aan de studie
wijden.
Daar niemand genoeg persoonlijke ondervinding bezit om de on
dervinding van anderen te kunnen ontberen, is de studie voor allen
een eerste eisch. Door haar wordt men bekend met de feiten waar
van men geen getuige heeft kunnen zijn, en met de gevolgtrekkingen
die door kundige en nauwgezette beoordeelaren uit die feiten getrokken
zijn geworden.
De genie-officier behoort dus te vermijden zich af te zonderen,
onder het voorwendsel dat zijne werkzaamheden van een specialen aard
zijn en soms eene teruggetrokken levenswijze eischen. Al de groote
ingenieurs zijn soldaten geweestdie van de andere wapens partij
wisten te trekken en belangstelden in de vorderingen van deze;
sommigen hunner hebben belangrijk tot die vorderingen bijgedragen,
zooals Coehoorn, Vauban en Montalenbert, wier merkwaardige wer-