J. L. J. H. PEL.
S>"i - -
Steeds gaat de onverbiddelijke dood voort, zijne slachtoflers te
kiezen onder hen die in het voormalig rijk van Atjeh den roein van ons
leger zoo schitterend handhaven. Voortdurend blijft de oorlog tegen
dat rijk het leger van zijne beste bestanddeelen beroovenaanhou
dend moeten de plaatsen worden aangevuld van officieren en soldaten,
die daar in de kracht huns levens worden weggerukt.
Na tal van officieren, die den trots van het Nederlandsch-Indisch
leger uitmaakten, is thans de generaal-majoor J. L. J. H. Pel,kom-
maudeur der militaire Willemsorde, ons plotseling ontvallen. Hij
stierf, zij het ook niet door 's vijands lood, zooals helden verlangen
te sterven: op het veld van eer, na eene reeks van overwinningen,
op het toppunt van zijn roem. Het militair tijdschrift vervult een
duren plicht door te trachten, het zijne er toe bij te dragen om de
herinnering aan den uitstekenden krijgsoverste levendig te houden.
Daartoe strekke de volgende korte levensschets.
Johannes Ludovicus Jacobus Hubertus Pel, zoon van Jacobus
Pel en Maria Gijsberta de Goeijwerd den 0tler> Januari 1823 te
Maastricht geboren. Hij trad op achttien-jarigen leeftijd als vrij
williger bij het Nederlandsche leger in dienst, vertrok in 1846 in
den graad van sergeant-majoor der infanterie naar Indië en werd in
Juni 1848 tot 2de luitenant bij dat wapen benoemd; in 1853 werd
hij tot lste luitenant, en in 1857 tot kapitein bevorderd.
In dien rang nam hij deel aan de beide Bonische expeditiën (1859
60). Voor zijn moedig gedrag bij den eersten veldtocht tegen
Boni werd hij beloond met het ridderkruis der militaire Willemsorde