101
grooten angst voor de bevolking der VI Moekim (Toekoe Nanta)
betoonden. Aanvankelijk trachtte de bevelhebber het geschokt ver
trouwen onzer boudgenooten te herstellen door de uitzending eener
mobiele kolonne onder den majoor J. G. H. Grooss, die van 28 op
29 April te Maraksa bivakkeerde, en wier tegenwoordigheid vol
doende bleek te zijn om den vijand van een voorgenomen hernieuwden
aanval te doen afzien. De majoor Grooss keerde daarop naar Kotta-
Eadja terugeene compagnie infanterie in bezetting te Oleh-leh
achterlatende; op verzoek van Toekoe Nek werd kort daarop nog
eene compagnie infanterie in Maraksa gelegerd.
Die veiligheidsmaatregelen bleken de Maraksanen echter niet vol
doende gerust te stellen; ook het granaatvuur onzer oorlogsbodems,
den 30steD April tegen Toekoe Nanta's kampongs geopenddeed hun
moed niet herleven, en nu besloot kolonel Pel, na eene den 4'letl
Mei ondernomen verkenningwaarbij de chefs der artillerie en der
genie hem vergezelden, behalve Oleh-leh ook de kampongs Blang-oe
en Merdohati te bezetten, en bovendien te Oedjong Palanggahan
op den rechter oever en nabij de monding der kwalla Tjaugkoel
(of Naridji), eene batterij voor twee achterlaadkanonnen van 12 c.M.
op te richten, die het dubbele voordeel zou aanbieden, samenscho
lingen op den linker rivier-oever te kunnen beletten, en den weg te
beveiligen, langs welken de communicatie tusschen Kotta-Radja en
Oleh-leh zou moeten plaats vinden.
Aanstonds werd met den aanleg der versterkingen en den bouw
der daarin noodige loodsen voor logies een begin gemaakt. Deze
arbeid werd echter herhaaldelijk door den vijand verontrusten moest
zelfs meer dan eens voor eenige uren worden gestaakt. Kolonel
Pel moest besluiten, ter beveiliging der werkzaamheden, tijdelijk
een paar compagniën infanterie te Lampasei te legeren. De krachtige
bijstand, die aan Toekoe Nek verleend werd, herstelde van lieverlede
het zelfvertrouwen zijner onderhoorigenwat onder anderen ten duide
lijkste bleek toen bij een aanval van Toekoe Nanta op een der
Maraksaansche grenskampongs (Long-Djabat)den I0'3en Juni, de
bewoners 's vijands vuur zoo krachtig beantwoordden, dat hem het
doordringen werd belet.
Verschafte de uitbreiding onzer posten naar het westen en de be
veiliging der werkzaamheden aldaar, het bezettingsleger aanhoudende
De westelijke grens van Maraksaniet te verwarren met de kwalla Tjangkoel,
Uabij welks monding de landing den 9den December 1873 plaats vond.