282
len toestanden is het alzoo zeer wel mogelijk dat de oprichting-
van het 18df> veldbataillon geschiedt op grond van de plannen, reeds
door generaal Kroesen voorgesteld.
De geachte afgevaardigde gelieve echter in aanmerking te nemen,
dat de toestand te Aljeh nog geen gevestigde is, wij kunnen op
dit oogenblik nog niet beoordeelen, welke macht daar later op den
duur zal moeten blijven. Om die reden is het, dat wij in deze
omstandigheden nog gemeend hebben, niet te mogen toegeven aan
het verlangen, om nu reeds definitief de sterkte vast te stellen. De
gegevens ontbreken vooralsnog, en er kan nog niet gezegd worden
hoeveel versterkte posten wij op de kust zullen moeten bezetten, hoe
veel troepen wij zullen moeten hebben, maar dit is zeker, dat,
zooals de geachte afgevaardigde ook reeds opgemerkt heeft, er later
eenige uitbreiding zal moeten komen. In elk geval zullen de wenken
van den geachten afgevaardigde omtrent hetgeen hij meent dat aan
de vormingskracht voor de toekomst van de Indische bataillons ont
breekt, niet onbehartigd blijven."
Wij besluiten hiermede ons overzicht. De aard der behandelde
aangelegenheden brengt niet mede, dat wij daarover in verdere be
schouwingen treden. Alleen meenen wij nog te moeten opmerken,
dat, al is de tijd nog niet gekomen om eene organisatie der bezet
ting van Atjeh vast te stellen, toch in ieder geval daar steeds eene
belangrijke bezetting zal moeten blijven en het niet rationeel is, deze
voortdurend geheel te blijven trekken uit het leger, zooals het volgens
de bestaande formatie is samengesteld. In afwachting van de vaste
organisatie ware het daarom o. i. hoog noodig, al dadelijk een drietal
nieuwe veldbatailloiis op te richten; die uitbreiding zal toch ook later
zeker wel blijken, een minimum te zijn, en zij is nu meer noodig
dan na de onderwerping van Atjeh, omdat thans aan het leger de
hoogste, somtijds boven zijne krachten gaande eischen worden gesteld.
K.