HET KORPS MARINIERS. Vervolg van blz. 460jaargang 1875.) Herhaaldelijk is op de bestemming van het korps mariniers in de Staten-Generaal teruggekomen. In 1859 wilde de minister van ma rine het korps met 3 officieren en 280 man uitbreiden. Hij bewees de noodzakelijkheid van die uitbreiding, doch constateerde de wei nige lust om bij het korps dienst te nemen. Aan die uitbreiding, welke zoogenaamd hoven cle formatie zoude plaats hebbenhechtte de volksvertegenwoordiging hare goedkeuring. En niettegenstaande de mi nister in 1860 mededeelde, dat het korps door eenisre gunstige bepalingen welke in het leven waren geroepen genoegzaam kompleet was geworden, drong de vertegenwoordiging andermaal op uitbreiding aan. Het hoofdmotief daarvoor was om, in tijd van nood, hulp middelen bij de hand te hebben, ten einde het Indische leger spoedig met eene uit Nederland te zenden krijgsmacht van geoefende en aan het tropisch klimaat gewende vrijwilligers te kunnen versterken. En men wees daarbij op de mogelijkheid, om aan een gedeelte van het korps mariniers in Indië den dienst van het leger op te dragenten einde zoodoende een deel daarvan in de gelegenheid te stellenzich op het terrein des oorlogs te oefenen. Niet alleen de Tweede, maar ook de Eerste Kamer der Staten- Generaal drong op die uitbreiding aan. In 1S61 stelde een der 11' O O De moeielijkheid, in Indië aan het verzamelen der noodige gegevens verbonden, heeft de samenstelling van dit vervolg tot dus verre vertraagd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 547