108 volgd. Den 14den Februari werden hier met een verlies van 2 dooden en 12 gewonden (onder welke laatsten 2 officieren) Miroe en Lamtermei bemachtigd, 's Anderen daags zetten de kolonnes Jeltes en Diepenheim den marsch voort en bereikten Tjapoetoe, waar een sterke met geschut bewapende beuting den doortocht belette. De vijand verdedigde zich tot op het uiterstemaar liet ons ten laatste meester van het gevechtsterreinwaar wij 1 doode en 23 gewonden, waaronder 2 officieren, hadden verloren. Dat terrein bood echter geene geschikte plaats aan om een ver sterkte post op te richten, eu daar de kolonnes haar rechter flank dekking (de kolonne Mekern) hadden verloren achtte de opper bevelhebber het niet geraden den tocht in oostelijke richting voort te zetten. Men trok op Paugo terug, nadat Tjapoetoe, Lamtermei en Miroe waren in de asch gelegd, en hield zich vooreerst onledig met de oprichting van een duchtig versterkten post op eerstvermelde plaats. Terwijl Berouw de rivierbenting eu Panditi waren opgeheven, werd tevens onze post Blang-Djoet een half uur stroomopwaarts verplaatst en zoo doende de lijn Pango Pager Ajer beter beveiligd. Met de oprichting eener redoute te Kajoe-loh was inmiddels aan gevangen; die arbeid vorderde evenwel slechts langzaam, aangezien telkens manschappen tot patrouilledienst gekommandeerd moesten wor den en de werkers dikwerf door den vijand verstoord werden. Voort durend zwierven talrijke benden Atjehers in het bedekt terrein tus- schen Pager Ajer, Beloel en Boekit Daroe rond; zij versperden o. a. op 17 Februari den weg aan een gewapend detachement van 17 man, dat uit Boekit Daroe dienstbrieven naar Atoa moest overbrengen en zijne bestemming eerst bereikte toen het met 25 man versterkt was. Den vorigen dag had ook een artillerie-convooidoor 40 in fanteristen onder den lsten luitenant F. T. S. Verhoffstad bege leid, veel tegenstand ondervonden op zijn marsch naar Atoa en Beloel. Den 22slen Februari zette de opperbevelhebber de operatiën in de XXVI Moekim voort, met het doel, den vijand uit den omtrek van Pinang te verdrijven en daarop in noordwestelijke richting Kwalla Gighen op te zoeken, ten einde dien riviermond door den bouw eener redoute te sluiten en daardoor den vijand de communicatie met de zee langs dezen weg te beletten. Uit Pango brak men in noordelijke richting op, vermeesterde achtereenvolgens de zwak ver dedigde kampongs Lamkappang, Loengi, Poeklat en Kaloempang, en marcheerde verder naar Oleh-Karaug, dat verlaten bevonden en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 111