110
met onze patrouilles en convooien plaats, die ons herhaaldelijk een of
meer gewonden kostten; zoo werd 'o. a. den 27sten Februari nabij Atoa
de kapitein der infanterie jhr. A. Wttewaal van Stoetwegen zoo
ernstig gekwetst, dat hij korten tijd daarna bezweek.
Terwijl ook de omtrek van Boekit-Seboen werd onveilig gemaakt
en tevens de posten te Gighen en te Pohama schier dagelijks wer
den bestookt, was het den vijand den 6^ea Maart zelfs gelukt, de
gemeenschap tusschen Pager Ajer en Longbattah te verbreken en
Kajoe-loh in te sluiten. De kommandant van dieu post deed door
een inlandsch kanonnier, die zich met levensgevaar, in gezelschap
van een dwangarbeider, dwars door 's vijands benden een weg wist
te banenhet bericht overbrengen, dat hij te vergeefs getracht had
de vijandelijke drommen terug te dringen: met een verlies van 1
doode, 16 gekwetsten en 6 gewonde paarden had de kolonne op
Kajoe-loh moeten terugtrekkenwaar aan vivres en munitie gebrek
begon te ontstaan. Met het linkerhalf 3dc en het 8ste bataillon in
fanterie, benevens eene sectie artillerie, rukte de luitenant-kolone.
H. P. Meijer (chef van den staf) den lsten Maart tot ontzet opl
Hij trof bij Lambaroe eene vijandelijke benting aandie in geduchten
staat van tegenweer was gebracht en met de grootste hardnekkigheid
verdedigd werd. De vijand liet 73 lijken op de plaats des gevechts
achter en aan onze zijde werden 5 officieren en 36 minderen buiten
gevecht gesteldterwijl 5 minderen sneuvelden. Het 8ste bataillon
bleef in de veroverde positie achter, terwijl het rechterhalf 3de den
marsch vervolgde naar Kajoe-loh, dat in den namiddag bereikt werd.
Met achterlating van eene bezetting te Lambaroe keerde het gros
der kolonne des avonds naar Kotta-Radja terug.
Zoodra de generaal-majoor Wiggers van Kerchem, die den ÏO^11
Maart terstond na zijne aankomst het bevel aanvaardde, zich per
soonlijk van den stand van zaken had overtuigd, gaf hij schriftelijk
uitvoerig verslag van zijne bevindingen. Aan het onmiddellijk voort
zetten der offensieve operatiën kon niet gedacht wordendaarvan had
trouwens de generaal-majoor Pel reeds willen afzien, zoodra Kwalla
Gighen bezet zou zijn. Behalve 1200 lijders, die in de hospitalen
waren opgenomen, telde de bezetting een groot aantal kwartierzieken.
De afgematte troepen moesten op verschillende punten aan de ver
betering hunner vestiging arbeiden en werden daarin gedurig door de
Atjehers bemoeielijkt. Aanhoudende regens maakten de slechte ge
meenschapswegen tusschen de posten onderling schier onbegaanbaar;