113 wel geen aanleiding gevonden tot verdenking van de goede trouw der bewoners van de VI Moekim. Waarschijnlijk was aldaar eene bende maraudeurs binnengedrongen, afkomstig uit de XXII Moe kim, uit welke landstreek voortdurend pogingen werden gedaan om de hoofden der IX Moekim door bedreigingen te weerhoudeu, zich aan ons gezag te onderwerpen. Om aan de wenschen dier hoofden te gemoet te komen en de veiligheid van de terugkeerende bevolking der IX Moekiui beter te verzekeren, besloot de generaal-majoor Wiggers van Kerchem ten zuiden van Beloel een punt te bezettenwaardoor de gemeenschap tusschen de XXII en XXV Moekim zou worden belet. Hiertoe rukten den 13detl Mei twee kolonnes (de eerste bestaande uit het rechterhalf 3<ie bataillon, 1 sectie artillerie met twee mortieren, en een detachement genietroepende tweede uit 3 compagniën van het 2de bataillon barissans, 1 Europeesche compagnie van het 8ste veld- bataillou, 1 sectie artillerie en een detachement genietroepen) uit Kotta-Radja op naar Beloel, waar zich den volgenden dag eene derde kolonne (bestaande uit 4 compagniën, die uit de bezettingstroepen in de zuidooster linie waren samengetrokken) bij haar voegde. De drie kolonnes trokken nu den 15del' Mei, ouder kommando van den ge neraal-majoor Wiggers van Kerchem.zuidwaarts op, ondervon den weinig of geen tegenstand, daar de vijand onze troepen slechts uit de verte beschoot, en bezetten een punt in de nabijheid van Tjot Soeri, waar een nieuwe post, Beloel-zuidwerd gevestigd, die den 27sten Mei was voltooid, ten koste van één doode en enkele gewondenwaaronder één officier. Het gros der troependie den laatstvermelden tocht hadden gemaaktwas reeds in den avond van den 15dea en in den morgen van den 16dea Mei huiswaarts ge keerd. Nadere berichten van eenig belang werden sedert niet van het oorlogstooneel ontvangen; aan de consolidatie onzer stellingen bleef men met alle beschikbare krachten arbeiden, om daardoor zoodra mo gelijk in de gelegenheid te komen, weder offensief op te treden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 116