8 terugtrekken moest, dit geregeld geschieden kon en de volgende ou- middellijk zou kunnen oprukken, zonder gehinderd te worden of verwarring te veroorzaken. Was eenmaal de bres binnengedrongen, dan moesten dadelijk de sappeurs en maleiers met de fascines volgenom die daar of zoo mo gelijk in de kampong tot bescherming der troepen op te stellen; de kapitein Van der Hart moest zich met zijne macht bezijden No. II bis in het daar zijnde ravijn plaatsenom op een door den be velhebber te geven sein tegen Padang Boeboe op te rukken, en te trachten de kampong van de noordzijde binnen te dringen. Het vuur uit de batterijen zou tot op het oogenblik van den storm voortdu ren, en dan alleen uit No. V bis gecontinueerd worden, tot belem mering der communicatie met Bondjolen vooral om het uitzenden van versterking te voorkomen. De onderneming zou worden voorbereid door een schijnaanval op Djamba en Bondjol, door een gedeelte van het lle bataillon en eenige hulptroepen, onder de orders van den majoor Von Bihl. Nadat 's morgens om 4} uur hieraan voldaan en 's vijands aandacht aldus naar die zijde getrokken wasbegon met het aanbreken van den dag de beweging tegen Padang Boeboe, de le kompagnie van het 6e bataillon trok moedig en met kracht vooruit, en zij was reeds zeer dicht de bres genaderd voordat zij ontdekt werd. Die verschijning was voor den vijand zoo onverwachtdat hem op eens alle moed scheen te ontvallenen na eenige schoten op de steeds vooruitkomende troe pen gelost te hebben, die hij echter even spoedig beantwoord zag, sloeg hij op de vlucht en drongen de onzen, zonder eenigen tegenstand te ontmoetende bres en kampong verder binnen. Op het hooren blazen van den stormmarsch was ook de kapitein Van der Hart aan de noord-oost-zijde opgerukt; doch door de vlucht des vijands bleven de moed en inspanning als het ware onbeloondwaar mede aan dien kant de versterking beklommen werd. De hulptroepenwelke hij het ravijn verder had doen volgen om in zijne flank tegen Tandjong Boenga te ageerenwaren dezen dag in zekeren zin gelukkiger, doordien zij den vijand van daar wisten te verdrijven en de kampong in bezit namen. In de westelijke uithoeken van de beide veroverde kampongs wer den dadelijk kleine verschansingen opgeworpen en door een zeventig tal manschappen bezet, terwijl die te Padang Boeboe bovendien met een 3-ponder bewapend werd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 11