124
ontvangen waren om haar te hulp te komen, ten einde zich te kun
nen vrijmaken van de drukkende overheersching en tirannieke han
delingen van den Toewankoe Tamboesiezoo vermeende de kolonel
Michielsdie na het vertrek van den generaal Cochius benoemd
was tot Civiel en Militair Gouverneur ter Westkust van Sumatradat
thans de tijd gekomen was, om met hoop op succes tot een en ander
te kunueu overgaau. Wel is waar was de krijgsmacht niet groot*
waarover hij beschikken kon om op beide punten te gelijk te kun
nen ageeren, doch hierin zou naar des kolonels oordeel belangrijk
worden te gemoet gekomen door den invloed, welken wij door den
val van Bondjol verkregen hadden.
Hij wilde dus van deze gunstige omstandigheid gebruik maken en
deed zulks met gewenscht gevolg.
Terwijl in November 18-37 den majoor Van Beethoven werd op
gedragen met twee kompagniën van het 6,; batailloneen detache
ment van het algemeen depot, en een duizendtal hulptroepen een
tocht te ondernemenom niet alleen de gemoederen in Ankola en
Sipirok gerust te stellen en te doen zien dat men niet vruchteloos
de tusschenkomst van het Gouvernement ingeroepen had, maar ook
om den Toewankoe Tamboesie in zijne veroveringszucht tegen te gaan
eu hem binnen de grenzen van zijn gebied terug te drijven, werd
in Januari 1838 eene poging gedaan, om de bevolking der XIII
kotta's door overreding tot onderwerping te brengen.
De tocht van den majoor Van Beethoven, die wegens ziekte al
spoedig door den majoor J. Lincklaan Westenberg vervangen moest
worden en den 4el' Juli 1838 overleed, werd met goed gevolg voort
gezet; en na verschillende vijandelijke bentings genomen en hierbij
veel bewijzen van moed en volharding aan den dag gelegd te heb
ben, was deze kolonne den 26™ Juli 1838 tot Parpatangan voort
getrokken om, van hier uit, Mahoempang te vermeesteren; als eene
der aanzienlijkste buitenwerken van Daloe-Daloezou het verlies van
deze kampong den vijand een belangrijken slag toebrengen.
Tot tweemalen toe werd eene poging daartoe aangewenddoch de
tegenstandwelke ondervonden werdwas zoo grootdat de moed en
onversaagdheid onzer troepen helaas onbeloond blijven moesten. De
dappere kapitein J. J. Schoch, die het kommando der kolonne op
zich had moeten nemen, toen op den 3en Mei de majoor Lincklaan
Westenberg bij het bestormen van Loeboe-antie ernstig gewond en
buiten gevecht gesteld was geworden, vond hier den heldendood.