127
Daloe Daloe aan dezen officier had achtergelaten, behelsden stellig
en juist, dat hij wel de omliggende streken in bezit nemen zou,
maar dat hij zich in geen geval beoosten kotta Pinang uitbreiden
mocht, aangezien de Kolonel hiermede wilde wachten tot dat aan zijn
reeds ingediend voorstel door het Opperbestuur zou zijn gevolg
gegeven, en diensvolgens eene toereikende zeemacht te zijner be
schikking zou zijn gesteld, om, vereenigd met deze, tot onze ves
tiging van de Oostkust te kunnen overgaan. Men zou deze dan tot
stand kunnen brengenzonder bevreesd te moeten zijn voor tegen
werking en bemoeielijking van de Siaksche en andere aan de Oost
kust wonende stammen, welke hun hoofdbestaan vonden in zeeroof,
derhalve onze vestiging daar niet anders dan met leede oogen konden
aanzien en voorzeker niets onbeproefd zouden laten om haar zoo lang
mogelijk te beletten.
In plaats nu zich aan die instructie te houden, was genoemden
kommandant, door den voorspoed zijner wapenen uitgelokt, steeds
voorwaarts getrokken en bevond hij zich eindelijk aan het oostelijk
strand, waar hij thans niet anders doen kon, dan zich een geschikt
punt te kiezen en er zich met zijne troepen nabij de vereeniging van
de Panei- en Bila-revieren zoo goed mogelijk te verschansen.
Hij was hiermede nog niet geheel gereed, toen reeds gebeurde wat
voorzien en voorspeld was, en eene aanzienlijke vloot van roovers-prau-
weu voor Bila ten anker kwam om onze bezetting van daar te verdrijven.
De kommandantdie dadelijk bij zijne vestiging de noodzakelijk
heid had ingezien van maritieme hulp en ondersteuningen dan ook
reeds, hoewel te vergeefs, had aangedrongen op de toezending van ee-
nige kruisbooten had hierin trachten te voorzien door het bemannen en
bewapenen van eenige inlandsche prauwen. Zoodra hem nu de tij
ding gewerddat de opzeilende flottille geheel uit rooversprauwen
bestond en hij dus berekenen kon, wat hem te wachten stondmeende
hij het te kunnen wagen, zijne met soldaten bemande prauwen ter
verdrijving der zeeroovers af te zenden.
Deze poging mislukte echter geheel; reeds spoedig werden onze
prauwen door een schrootvuur ontvangen, dat zoo goed aangebracht
en onderhouden werd, dat zij genoodzaakt waren in der haast terug
te keeren en zelfs twee vaartuigen van de vijf in's vijauds handen ach
ter te laten, nadat de manschappen zich daaruit gered en, hoewel
met verlies van eenige wapenengelukkig den wal bereikt hadden.
Achter de borstwering der verschansing teruggetrokken en ver-