133 eener billijke beoordeeling en uitspraak, aan te sporen, aan de ver gadering onbewimpeld bekend te maken de grieven welke er misschien bestaan mochtenen de redenen van de ontevredenheidwelkezooals de Gouverneur wist, door enkele hoofden werd aan den dag gelegd. Aan deze uitnoodiging werd gevolg gegeven, en door intermediair van den Jang di Pertoeau ontving de Gouverneur verschillende klachten over de even onwettige als strafbare handelingen van den met het civiel gezag in Oeloe belasten klerk Pisscher en den in- landschen schrijver Si Mahie. Nadat de gegrondheid dezer bezwaren was aangetoondwerden beide beschuldigden onverwijld door den Gouverneur naar Padang opgezonden, om aldaar verder te worden gehoord, en werd de bij de hoofden bekende 2° luitenant H. Steinhardt met algemeen goedvinden der vergadering bestemd, om tijdelijk met het civiel gezag belast te worden. Voorts werd nog naar uitspraak van de vergadering bepaald, dat de 2e luitenant Steinhardt, zoodra hij het civiel bestuur te Kotta Nopan zou hebben aanvaard, zich met een 500 Mandheliugers naar Pekanten Boekiet zou begeven, ten einde het niet opgekomen en als weerspannig aangewezen hoofd dier streek door eenige dagen verblijf aldaar tot inkeer te brengen en tot betere plichtsbetrachting aan te sporen- Alvorens de vergadering te sluiten, waarin nog eenige punten van bestuur verhandeld en geregeld werden, deed de Gouverneur de gezamenlijke hoofden nogmaals overtuigen van de goede bedoelingen van het Nederlandsch bestuur tot bevordering van het geluk en welzijn van allen, en van het goede, dat er in gelegen was, om tot bereiking van het doel mede te werkendooringeval zich grieven en bezwaren mochten voordoen, die dadelijk aau het bestuur bekend te maken, in plaats van ze geheim te houden en ze later aan te merken als redenen tot ontevredenheid. Verder werd nog bepaald, dat de kompagnie van den kapitein Bernhardt zoolang aldaar verblijven zou, dat alles naar behooren geschikt en geregeld zou zijn. Den 24en vertrok de Gouverneur, om zijne reis naar Padang voort te zetten. De schikkingen, welke hij te Kotta Nopan gemaakt had, en de wijze, waarop die tot stand gekomen waren, deden hem toen zeker niet vermoeden, dat hij weldra verplicht wezen zou, zich andermaal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 136