141
gehouden was, met geweld open t.e breken. Daaraan werd met
de meeste krachtsinspanning gevolg gegeven en toen het gelukt
was, de hechte en goed bevestigde deur zoodanig uit haar ver
band t,e brengen dat eeue voldoende opening verkregen was, zag
men den sergeant-majoor Gottschalk met geweld daardoor dringen
en zijne spitsbroeders voorgaanom zich nu man tegen man te
nieten met een vijand, die hen reeds zoo lang en zoo dikwijls
getard en verbitterd, en bewijzen geleverd had, dat hij, wat moed
en geringschatting van de gevaren des oorlogs betreft, voor de onzen
niet wilde onderdoen.
Zelfs de zoo plotselinge aanval en het forceeren van den ingang
zijner sterkte hadden hem niet tot wijken kunnen brengen, en
werden dit integendeel omstandigheden, welke de verdediging met
des te meer klem deden volhouden.
Onverschrokken zag men dan ook den dapperen vijandelijken aan
voerder voortreden en den sergeant-majoor Gottschalk tegengaan,
zoodra dezen de deuropening was binnengedrongen.
Woedende en schreeuwende van haat en van spijt, komt hij met
het zwaard in de hand op hem af en werpt zich als eeu leeuw, wien
men zijnen prooi tracht te ontnemen, op onzen hem even onversaagd
afwachtenden Gottschalk.
De woede, waarmede nu beiden tegenover elkander staan, geeft
hunne wapenen dubbele kracht; er zijn reeds eenige slagen gevallen
die zwaar neder kwamen, aan weerszijden stroomt bloed, nog ééne
houw en de Atjeher stort neder! eene geweldige bloedsuitstorting
bewijst dat hem den schedel gespleten is, zijn denkvermogen, zijn
bewustzijn staat stil, zijn zwaard ontvalt de vuist, waarmede hij zoo
dapper gestreden had, maar de moed begeeft hem nog niet; met
alle inspanning van kracht omklemt hij krampachtig en met beide
armen zijnen mede zwaar gewonden tegenstander, en, stervende-de
zen nog omver rukkende, houdt hij hem zoodanig vastgestrengeld,
dat hij niet loslaat voor dat nog eenige bajonetsteken der onzen
hem den laatsten adem hebben doen uitblazen.
Gottschalk, door zijne trouwe kameraden opgenomen en bijgestaan,
ontving spoedig de noodige hulp, herstelde van zijne wonden
en werd tot belooning van zijn gehouden gedrag en uitstekenden
moed door den Gouverneur-Generaal De Eerens, als buitengewone op
het slagveld verdiende bevordering, benoemd tot 2e luitenant.