151
bovenlanden zoude oprukken, en onder opmerking, dat het op dat
oogenblik onmogelijk was om meer bepaalde orders te geven, werd
den majoor Yan Swieten te kennen gegeven, dat het aan zijn beleid
werd overgelaten, verder naar omstandigheden te handelen; doch dat
hem werd aanbevolen, zich te verzekeren van de belangrijke positie
te Samawang en van de passage over de rivier Ombilee, ten einde ook
langs dien weg in gemeenschap te komen met Again en met Tanah-
Datar.
Aan den militairen kommandant der Padangsche bovenlanden, die
intusschen had kennis gegeven van het oprukken van 2 kompagniën
van het 10e bataillon van Port De Koek naar de kant van Padang
Paudjang, werd, onder goedkeuring van het verrichte, den last ge
geven, door doeltreffende bewegingen Goegoer Malintang te ontzet
ten, en zich in verbinding te stellen met den majoor Van Swieten;
terwijl hem verder mededeeling werd gedaan van de maatregelenwelke
van uit Padang zouden genomen worden.
Aan den kommandant der troepen in de afdeeling Ajer Eangies
werd last gezonden om de kompagnie, die naar Pertibie marcheeren
moest, onmiddellijk te doen terugkeeren, en met geforceerde marchen
op Loendor te trekken; terwijl verder zoodanige beschikkingen
moesten genomen worden, dat hij op de eerste tijding gereed
was, met zijne geheele macht tot hulp der Padangsche bovenlan
den te kunnen toesnellen, in welk geval nogtans de sterkte te
Loendor behoorlijk bezet en in goeden staat van verdediging blij
ven moest.
Aan den kommandant te Priaman werd last gegeven, het garni
zoen aldaar te verminderen tot 35 a 40 manen de overige manschap
pen op te zenden naar Kajoetauam, terwijl nog van het garnizoen
te Singkel worden ontboden 100 man infanterie en van dat te Ta-
panolie alle daar aanwezige sappeurs.
Eindelijk werd gedurende de afwezigheid van den kolonel Michiels,
en zoolang de buitengewone toestand van zaken zulks zou vorderen,
het bestuur der militaire zaken opgedragen aan den majoor der geuie
Dibbetz.
Nog in den namiddag van den 25en Februari vertrok reeds van
Padang, om zich naar Kajoe Tanam te begeven, een detachement van
150 man, benevens eene sectie artillerie onder de bevelen van den
kapitein Bernhardt; den 26en werd eene versterking van 100 man naar
de XIII kotta's gezonden onder den kapitein H. Gerritsen, en den