12 houden en het zoo af te schieten; hij die zich echter verder waagde en het hoofd boven de borstwering durfde uitsteken moest dat gewoonlijk duur betalen. Behalve eene menigte handgranaten, die binnen de versterking geworpen werden, en die voor zoo ver men kon waar nemen ook sprongen, stonden in den uithoek van N°. VIII eenige Amboineezen met dubbelhaken geposteerd, en liet men uit No. X geene gelegenheid voorbij gaan om op elk zich vertoonend vijand een wel gericht schot te lossendoch niettegenstaande dat alles bleef de bezetting moedig stand houden, en kon het niet gelukken, haar op de vlucht te doen gaan. Driemaal vierentwintig uren bleven onze troepen op die wijze vol houden, gedurig fascines, hout en zandzakken op de borstwering aanbrengende om deze daardoor hooger te kunnen beklimmen en den vijand met meer succes te kunnen beschieten, doch ook die pogin gen bleven vruchteloos. Eindelijk wordt door den Generaal last ge geven tot het aanleggen van eene mijnom te beproevendoor het doen springen daarvan misschien de geheele sterkte in de lucht te laten vliegen. Den 3eB Juli, des middags ten 11 uur, werd hiermede een begin gemaakten toen nog denzelfden avond het werk gereed kwamwer den dadelijk de noodige verordeningen gegeven om den volgen den morgen ten uur de mijn te ontsteken. Op het bepaalde tijdstip vond dit dan ook plaatsde uitwerking voldeed aan alle verwachting. Door eene ruime bres, die verkregen wasdrongen de gereed staande troepen onmiddellijk de versterking binnendoch zij vonden die reeds verlaten. De vreemde en onverwachte ontploffing der mijn, waardoor niet alleen een gedeelte der schans, maar ook nog een stuk van den heuveltop waarop ze was aangelegd zoo op eens in de lucht vloog, had de overigens dappere bezetting met zulk een panischen schrik vervuld, dat zij alle verdere verdedi ging opgegeven had en onmiddellijk aftrok. Slechts een mandie waarschijnlijk niet uit de voeten had kunnen komen, werd neergeveld, terwijl een ander, die tussehen de vele lij ken nog levend onder de puinhoopen gevonden werdgespaard bleef. De Generaal had er zeker op gerekend dat het springen der mijn en de gevolgen daarvan algemeen een diepen indruk zouden teweegbren gen bij een vijand, die, in den hoogsten graad bijgeloovig en fana tiek, geen denkbeeld had van mineerenen dit middel tot oorlogvoe ren nog nimmer had zien toepassen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 15