186 is en toch voldoende spanning wordt verkregen. Het grofkorrelig, het keisteen, het prismatisch buskruit heeft daaraan zijn ontstaan te danken. Als de korrels groot zijn, gaan zij niet in eens het oogenblik waarin zij verbranden is wel onwaarneembaar klein in gas over, zoodat niet op eens de volle gasdruk wordt uitgeoefend en het projectiel zich langzaamdoch met zeer schielijk toenemende snelheid in beweging stelt. Als tweede eigenschap, die de werking der lading verhoogt, noemden wij dat geen gas ontsnappen kan. Die eigenschap wordt bij de achterladers zoo na mogelijk bereikt, bij deze vuurmonden ontsnapt alleen eenig gas door het zundgat. Niet alleen dat de achterlaadkanonnen dat voordeel opleveren boven de voorladers, bij welke soms zeer veel gas verloren ging, maar juist dat ontsnappende gas maakt de voorladers spoedig onbruikbaar; eens deels door dat het metaal daardoor aangetast wordt, de wand der ziel uitbrandt; maar het maakt ook, dat het projectiel zich in den vuurmond onregelmatig beweegt, daarin aanslagen maakt en dus groeven enz. te weeg brengt, waardoor op de eene plaats diepten en op de andere hoogten ontstaan, die oorzaak kunnen zijn, dat de projectielen in de ziel stuk slaan en niet ingebracht kunnen worden en dat nog meer gas verloren gaat; de vuurmonden worden dan, en soms zeer spoedig, onbruikbaar. Eindelijk noemden wij den grooteren wederstand, dien het projec tiel ondervindt in de ziel, voordeelig. Die weerstand levert echter maar tot zekere grens voordeel opwordt de weerstand te grootdan vertraagt daardoor de beweging van het projectiel; is hij te gering, dan heeft het projectiel de monding verlaten voor de geheele lading is ontbrand. Er is dus ook voor die werking der lading en dus voor de te geven snelheid eene grens, die niet kan overschreden worden zonder in ander opzicht nadeel te ondervinden of gevaarlijk te worden. Uit het bovenstaande blijkt dus dat, al schijnt het gemakkelijk door algemeene beschouwingen aan te geven op welke wijze men ver beteringen kan aanbrengenhet nog lang niet zoo gemakkelijk is te weten, hoever men met iedere verbetering kan gaan zonder nadeelen te voorschijn te roepen, die soms het behaalde voordeel geheel over schaduwen nog moeielijker is het dikwijls tusschen twee kwaden te kiezente weten waar men zich eenig nadeel moet getroosten om een ander voordeel te verkrijgen, en hoever men daarmede met voordeel kan gaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 189