187 De projectielen, bij de artillerie in gebruik, zijn de kogel, de gra naat, de granaat-kartets en de kartets. De kogel is een vol, massief projectiel. De uitwerking van den kogel wordt dus alleen verkregen door zijne levende kracht en be paalt zich hoofdzakelijk tot de plaats, die getroffen wordt, hoewel ook dikwijls het doel, dat wordt getroffen, over grooter oppervlakte door barsten, scheuren, verzetten der deeleu, enz. ten gevolge van den schok, zwaar kan beschadigd worden. Ten gevolge dezer beperkte werking is dan ook het gebruik der kogels beperkt en bezigt men die projectielen alleen tegen zware pantserplaten, die inen met gra naten niet zou kunnen doorboren. Uit de volgende berekening zal dat verschil duidelijk in 't oog vallen. Stel dat de kogel 145 en de granaat 1Ü0 kilogram weegt, en dat beiden met eene trefsnelheid van 300 meter de snelheid waarmede het projectiel 300 meters in één seconde zou doorloopen op het doel aanslaandan zal de levende kracht van den kogel gevonden worden door het product 300 X 300 X 144 te deelen door 2 X 9,813 (9,813 is de versnel ling der zwaartekracht te Amsterdam), zijnde 660350 kilogram en de levende kracht van de granaat door 300 X 300 X 100, even zoo te deelen door 19,626, wat geeft 458575 kilogram een niet onaanzienlijk verschil. De kogels worden van staal of van hard gietijzer vervaar digd, welke stof zoodanige hardheid moet bezitten dat het projec tiel, na de zwaarste pantserplaat doorboord te hebben, hoegenaamd niet vervormd wordt; bij de in gebruik zijnde projectielen blijft dan ook zelfs de punt, na door de pantserplaat te zijn gegaan, nog even scherp als vóór het treffen. De granaat is een hol projectiel, waarin eene zekere hoeveelheid buskruit wordt gedaan. Daar, zooals wij vroeger zagen, het in 't algemeen van belang is, de projectielen zoo zwaar mogelijk te maken, zoo kan dit bij de granaat geschieden door de wanden dikker te ne men. Hierbij doet zich echter het geval voor, dat de artillerist met groote nauwgezetheid moet weten te beoordeelen, hoever hij met het verzwaren der wanden mag gaan, zonder de daardoor verkregen voor- deelen in nadeelen te zien verkeeren. Naar gelang van het doel, dat men beschieteischt men van de granaat eene verschillende wer king. Wanneer men namelijk vaste, weerstand biedende voorwerpen wil vernielen, verlangt men, dat de granaat eerst in het voorwerp zal dringen en daarna springenbeschiet men troepen dan moet de gra naat op eenigen afstand daarvóór uiteenslaan. In het eerste geval

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 190