192
bevindt zich het buskruit, in de andere de kogeltjes, waarmede het
projectiel is gevuld. De granaat-kartets wordt alleen gebruikt te
gen levende doelenmenschen en paardenhaar springlading is
alleen bestemd om het projectiel te verbreken en kan dus kleiner
zijn, waardoor meer ruimte overblijft voor kogeltjes. Zooals reeds
is opgemerkt, is de snelheid van een zwaarder lichaam niet zoo spoedig
uitgeput dan van een lichterwanneer men dus de lichtere kogeltjes
rechtstreeks uit den vuurmond schoot zooals bij de kartets, waar
over later dan zouden zij op verre na niet dien afstand bereiken^
waarop men ze, in één lichaam vereenigd, kan brengen. Wanneer
men een lichaam, dat in beweging is, op eens in stukken verdeelt,
dan hebben al die stukken op dat oogenblik dezelfde snelheid als
het geheele lichaam. Op deze beide eigenschappen berust het nut
en de werking der granaat-kartets. Hoewel echter nu ieder deel
van dit projectiel, bij het uiteenslaan, dezelfde snelheid heeft als het
geheel, zoo spreekt het van zelf, dat het deel veel spoediger die
snelheid zal verliezenen wel sneller naarmate het lichter is. On
middellijk na het springen verspreiden zich de scherven en kogel
tjes van het projectiel waaiersgewijze voor- en zijwaarts, zij vormen
dus een kegel springkegel waarvan de top in het springpunt
ligt en waarvan het grondvlak grooter wordt, de kogeltjes zich
dus meer verspreiden, meer oppervlakte bestrijken naarmate het
projectiel hooger boven den grond springt. Hoe hooger springpunt
dus, hoe uitgebreider werking. Ook hier is het dus moeielijk eene
juiste keuze te doen, want het zal den lezer niet ontgaan zijn, dat
de opgesomde voordeeleu lijnrecht onderling in strijd zijn. Maakt
men bijv. de kogeltjes zwaarder, zoodat zij niet zoo spoedig hunne
snelheid verliezen en dus het springpunt verder van het doel kan
vallen en bijgevolg de kogels zich meer kunnen verspreiden, dan kan men
minder kogels in het projectiel doen en zou men zeer spoedig aan de eene
zijde meer verliezen dan men aan de andere won. Maakt men de kogels
lichter, als wanneer men grooter aantal kan nemen, dan moet het spring
punt dichter bij het doel vallen en bestrijken de kogels minder opper
vlakte of wel, zoo het springpunt verder af valt, zullen ze zich wel
meer verspreiden, maar meer hunne snelheid verliezen en dus met min
der, ja spoedig met onvoldoende kracht treffen. De artillerist moet
dus weder alle eischen met zorg wegen, en weten waar hij wat moet
verliezen om elders meer te winnen. Bovendien is het natuurlijk
wenschelijk dat het projectiel, op het oogenblik dat het springt, de