95 de trekken voegen. Men brengt dus om de projectielen heen een zachter metaal. Bij de zware kalibers en ook reeds bij lichtere soorten voorziet men de projectielen van koperen ringen die ge deeltelijk in groeven, in het buitenvlak der projectielen, zijn ingelaten, gedeeltelijk daarbuiten uitsteken. De meeste lichtere projectielen worden voorzien van een looden omhulsel mantel die daaraan wordt bevestigd door dat het lood vat in groevenin het oppervlak van het projectiel uitgespaard. Deze koperen ringen of looden mantels nu voegen zich, zoodra het projectiel zich in de ziel in beweging stelt, in de trekken van den vuurmond en noodzaken het dus, den loop dier trekken te volgen en derhalve de draaiende beweging om zijn lengteas aan te nemen. De koperen ringen verdienen de voorkeurdoch kunnen in kanonnen van gewoon brons niet gebezigd worden, daar zij den vuurmond te veel zouden doen uitslijten. De projectielen der mondingladers worden aan de oppervlakte voorzien van zinken of koperen nokken die in de trekken passen. Bij uitzonde ring hebben ook de projectielen van achterladers bijv. van ons ijzeren kanon van 24 cM. nokkenmen heeft daarbij echter geen volkomen gasafsluiting, tenzij men, zooals bij ons, nog een koperen ring aanbrengt. De kartetsen zijn plaatijzeren of zinken bussen, gevuld met kogeltjes. Bij het afgaan van het schot barst de bus en verspreiden zich de kogeltjes, zoodra zij buiten den vuurmond komen, volgens eenen kegel als bij de granaat-kartetsen na het springen dier projectielen in de lucht. Daar deze kogeltjes betrekkelijk zeer licht zijn, is hunne snelheid derhalve spoedig uitgeput, zoodat men met kartetsen niet ver kan schieten, hoogstens 4 st 600 metersen dus de granaatkartets in de meeste gevallen de voorkeur verdient. De kartets wordt dan ook alleen aangewend als de vijand zeer nabij is bijv. als hij eene veldbatterij plotseling overvalt of wel bij de bestorming van eene vesting, als de vijand op korten afstand voor den vuur mond de gracht overtrekt, enz. en zij verdient dan tot nu toe de voor keur boven de granaat-kartets, daar zij altijd uiteen slaat, terwijl laatstge noemd projectiel eerst juist springt als de buis goed is getempeerd en het, in de eerste plaats, tot nu toe moeielijk is de buis zulk een korten tijd te laten branden de granaat-kartets zou onmiddelijk buiten den vuurmond moeten springen en men, in de tweede plaats, op zulke oogen- blikken, als de bajonetten des vijands den kanonnier in de oogen glinste ren, waartegen hij persoonlijk zich niet verdedigen kan, niet zeker is, dat de man bedaardheid genoeg zal bezitten om de buis juist te tempeeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 198