201 val van een nederlaag, die versterkte punten verlamd en al de hulp bronnen van het koninkrijk nutteloos werden. Wat den geringen te genstand betreft, dien de meesten boden, moet men dit vooral toe schrijven aan het gemis van geestkracht bij de bevelhebbers. Als bewijs diene, dat Stettin zich schandelijk overgaf, terwijl Maagdenburg zich twintig dagen tegen het legerkorps van Ney verzette, ofschoon de opeenhooping en de verwarring, die in deze stad heerschten, de ver dediging zeer moeilijk maakten. //De spoedige overgaaf van de andere vestingen", zegt de generaal Dumas, «kan slechts verklaard worden door den schrik, waarmede de volslagen nederlaag der legers en het bezetten van de hoofdstad de gemoederen bevangen hadden. Zulke gebeurtenissen zouden het valsche stelsel van de nutteloosheid der versterkte steden rechtvaar digen, zoo het waar was, dat de officieren, wien het bevel daarover is toevertrouwd, zich ooit mochten veroorloven, te letten op hetgeen daar buiten voorvalt, om over het nut te oordeelen of den duur der verdediging te bepalen." Men kan op dezelfde wijze alle historische feiten uitleggen, aan gevoerd om de stelling van het doellooze der vestingen vol te houden. Immers, het is uitgemaakt, dat, zoo van 1744 tot 1748 een groot aantal Belgische vestingen in handen van den Maarschalk van Saksen vielen na slechts tien of twintig dagen beleg, de bondgenooten ver zuimd hadden deze plaatsen van mondtocht te voorzien en haar vol doende bezettingen te geven. De maarschalk zegt hieromtrent in zijn Reveries-. //De belegeringen, die men in België gedaan heeft, zouden niet zoo spoedig met den gewenschten uitslag bekroond zijn geworden, zoo de bevelhebbers niet den duur van de verdediging hadden bere kend naar den duur van de levensmiddelen daarom verlangden zij even zeer als de vijanddat de bres spoedig gereed was om zich met eere te kunnen overgevenen ondanks dezen wederzijdschen goeden wil heb ik verscheiden gouverneurs verplicht gezien, het te doen zonder de eer te hebben door de bres uit te rukken." De bezettingen, die men in deze steden geworpen had, waren ont- toereikende en zeer slecht gestemd. Zoo verdedigde Oudenaerden zich met 1000 man, Ath en Dendermonde met 1200, Menin met 12 kompagnieën en 2 eskadrons, enz., enz. De geringe wederstand, dien zekere vestingen in het noorden en oosten van Frankrijk boden in 1814 en 1815, moet worden toege schreven aan dezelfde oorzaken, verergerd door politieke karakterloosheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 204