204 Een Duitsch schrijver, de kapitein-ingenieur Götze, doet oor deelkundig opmerken, dat //zoo de oude sterkten van Noordelijk Frankrijk minder talrijk en slechts in den staat der meeste Duitsche vestingen geweest waren, men geen oogenblik kan twijfelen, of de toestand van het eerste Duitsche leger in Januari 1871 zou aller- hachelijkst geweest zijn, om niet te zeggen onhoudbaar." De geueraal Gassendi beweert, dat Frankrijk in 1834 slechts een wapening had van 7100 kanonnen voor 154 versterkte steden en oorlogsposten. De toestand was in 1870 niet merkbaar verbeterd. Immers, de ge neraal Susanne leert ons, dat men op den eersten Juli voor den dienst der belegeringen, vestingen en kusten slechts 12336 kanonnen, mortieren en houwitsers telde, waarvan niet meer dan 4407 getrokken waren- Op dit getal maakten 2627 de wapening van Parijs uit, zoodat men voor 73 steden en 92 versterkte posten slechts beschikte over 9709 vuurmonden van allerlei kaliber. Het is dus bewezen, dat de Fransche vestingen nooit voorzien zijn geweest van een voldoende wapening. In 1841 zeide de generaal Cubières in de kamer der Pairs: //Onze vesting-liniën zijn in 1815 alleen overschreden geworden, omdat zij ontbloot warenondanks hun kolossale legers zouden de verbondenen behoedzamer geweest zijn en minder haastig om zich meester te ma ken van Parijs, zoo zij meer verzet van de natie hadden moeten vooruitzien of vreezen." Deze meening wordt gerechtvaardigd door de ontdekking van een operatie-plan, te Weenen opgesteld gedurende het Congres en na Waterloo gevonden onder de bagage' van een buiteulandsch generaal- Dit plan rustte op twee onderstellingen: de eerste was die, waarin Napoleon den tijd en de middelen zou hebben gehad om de vestin gen te voorziende verschanste legerplaatsen waarvan zij de steun punten zijn, te bezetten, wapenen aan de bevolking uit te deelen en levées en masse op de been te brengen. Deze ouderstelling, zegt het stuk, //maakt den opmarsch tusschen de linie vestingen zeer moei lijk, zoodat het besluit, om zonder dralen voort te dringen, niet zonder beperking schijnt te moeten worden aangeradenhet zou noodig worden zich eerst te vestigen op den rechteroever van de Maas, zich vooraf de veiligheid in den rug te verzekeren door eenige vestingen, om zich vervolgens te begeven op een enkele linie, van Laön naar Brienne, over Eeims, Chalons en Vitry."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 207