208 b. De voornaamste overgangspunten der stroomen en rivierenhij voorlceur die, welke zich bevinden aan den mond van een zijtak, zoo als TJlm Donau en Iller)MainzRijn en Main)Koblentz [Dijn en Moezel.) //Nergens", zegt Von Clausewitz«kan een vesting zooveel bestem mingen vervullen als wanneer zij gelegen is aan een groote rivier. Zij verzekert er, te allen tijde, onzen overgang van den eenen oe ver naar den anderen, door hem den vijand te outzeggen tot op ver scheidene uren op- en afwaarts. Zij is meesteres van den handel door de scheepvaart, neemt de vaartuigen iu haren schoot op, sluit de bruggen en wegen af en verschaft de mooglijkheid zich zijdelings tegen het overtrekken van den stroom te verzetten door een stelling ingenomen op den vijandelijken oever. Het is duidelijk, dat deves ting, door dezen veelzijdigen invloed, de verdediging vau de rivier in hooge mate gemakkelijk maakt en bijgevolg een hoofdbestanddeel van deze verdediging vormt." De generaal Jomini is van dezelfde meening. //Er moeten weinig vestingen zijn", zegt hij, //maar zij moeten groot zijn, zooveel moog- lijk aan beide oevers van rivieren [d cheval sur des rivières), en op strategische punten" [Commentaires snr les Principes de Stra tegie du Prince Charles). Als een stroom misdeeld is vau bruggehoofden en vqn blijvende steunpunten, kan men er den overgang niet met goeden uitslag van betwisten. //Niets is moeilijker, om niet te zeggen onmooglijk", zei- de Erederik II (Art. 20 zijner Instructies), //dan (in dit geval) den overgang van een rivier te verdedigen." Hij zeide eveneens (Art. 15)//Van alle manoeuvres is de moei lijkste bet bij een terugtocht overtrekken van een niet versterkte rivier in het gezicht van den vijand." Het zijn deze bedenkingen, die de Duitschers bewogen hebben niet alleen al hun vestingen aan den Rijn, de Moezel, de Main, de Elbe en den Oder te behoudenmaar ook de meeste uit te breiden en sterker te maken. Von Clausewitz zegt in zijn werk Over den oorlog (Deel II, Boek VI): //De rechtstreeksche verdediging van een rivier kan, tegen aan zienlijke troepenmassa's, bij groote rivieren en in gunstige omstan digheden, een uitstekend verdedigingsmiddel uitmaken en uitkomsten geven, die men in de laatste tijden te veel geminacht heeft, omdat men zich slechts de bij gebrek aan voldoende middelen zonder goe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 211