220 loopen sedert de markies van Wellesley zijne veroveringen van het koninkrijk Mysore tot aan de Noordwestelijke provinciën uitgestrekt en aan de meer nederige overwinningen van Clive en Hastings toe gevoegd had. Het machtige leger der Sikhs was eenige jaren geleden na de veld slagen van Sobraon en Goejerat geheel uiteeu gespat, en de' En- gelsche kleuren wapperden onbetwist van de oevers van den Indus tot aan de boorden der Irawaddy. Een uitgebreid stelsel van verdragen met de Inlandsche vorsten gaf aan het land het aanzien van een ontzaggelijken bond, onder de op perheerschappij van Engeland. Doch dit merkwaardige rijk was slechts op zwakke grondslagen gevestigd. Hoezeer sedert een honderdtal jaren de Eugelsehen door een ver licht bestuur getracht hebben hunne begrippen, denkwijze en ge woonten aan de inlandsche bevolking mede te deelen, is hun dit echter niet mogen gelukken. Hoe wonderlijk dit ook moge schijnen, toch is het in Indië niets ongewoons. Yoor dat de achtbare Oost- Indische Compagnie in die rijke landen den scepter zwaaide, hadden deze gewesten reeds onder de heerschappij der muzelmannen gezucht. En ofschoon volgens de leer van Mohammed de nieuwe godsdienst begrippen, zeden en gewoonten te vuur en te zwaard aan de Indiërs werden opgedrongen, zoo werden daardoor de Indische instellingen hoegenaamd niet geschokten toen na eene heerschappij van acht honderd jaren de troon der Mogols ineenstortte, was van hun ver blijf niets anders over dan graven en moskeen, eenige duizende be keerde muzelmannen, die opgingen in de millioenen Hindoes, alsmede de jaarboeken, waar met eentoonige juistheid in bloedige letters de verschillende tijdperken eener geschiedenis staan opgeteekend, welke zich in twee woorden laat samenvatten: grootheid en verval. Om zich deze aaneensluiting der Indische rassen eenigermate te ver klaren dient men acht te geven op de eigenaardige karaktertrekken van de eerste stammendie in den nacht der tijden het land in bezit namen en de godsdienstige en burgerlijke instellingen medebrachten, welke de volgende onuitwischbare kenmerken dragen. Een godsdienst, fantastisch in zijne leerstellingen, vernederend in zijne gewoonten; eene gewijde taal, zoo onnavolgbaar, dat zij de grondslag van alle menschelijke talen uitmaakt; de maatschappij verdeeld in vier hoofdklassen: de priester, de krijgsmande koopman en de daglooner (Brahminen, Kshatriya's, Yaisya's en Soedra's);

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 223