233 land verbondenverviel na den dood van dien vorst in een staat van volkomen regeringloosheid. De minderjarige Dulip Singh, zijn gewaande zoon, volgde hem onder de voogdij van zijne moeder, de Eani, voormalige danseres aan het hof, op. Onder het tusschenbestuur van deze vrouw nam de wanorde dermate toe, dat door een machtige partij in het leger eens klaps tot een oorlog met Engeland werd besloten en men zonder oorlogsverklaring in 1845 de Sutledge overtrok en in het gebied der Engelschen viel. Door dezen in de hardnekkige veldslagen van Moedki, Eerozeshar en Sobraon ten eenemale verslagen, hing het lot van den Punjaub geheel en al van hen af. Hoezeer lord Hardinge bij den vrede van Lahore aan dat land zijne onafhankelijkheid liet behouden en slechts eene Engelsche legermacht tot behoud der orde achterliet, zoo kon door de onbekwaamheid der regentes en hare Sirdars dezen toestand niet blijven voortduren. In 1848 brak een opstand tegen de vreemdelingen uit, welke met den moord van twee officieren der compagnie begon en waaruit een he vige krijg ontstoud, die eerst in 1849 ten einde werd gebracht. Toen was het evenwel met de zelfstandigheid van den Punjaub gedaan; Dulip Singh werd afgezet en het rijk bij de bezittingen der Engel sche compagnie ingelijfd. Tijdens de onlusten in 1857 wekten de drie groote steden Lahore Moeltan en Peshawar met de omliggende streken vooral de bezorgd heid der Engelschen. Lahore met zijne onrustige en krijgshaftige bevolking van 100,000 zielen, met Philoer en Eerozepore, het grootste arsenaal der compagnie, in de onmiddellijke nabijheidterwijl zes mijlen van daar in de kantonnementen van Mian-Mir drie in- landsche regimenten van het Bengaalsche leger, benevens het 81e re giment van het koninklijke leger, twee bereden batterijen Europeesche artillerie en vier Europeesche compagniën reserve-artillerie gelegerd waren; Moeltan, de stapelplaats van den handeltusschen Kaboel en en Kashmir in het Noorden, en Seinde, Arabië en de Perzische golf in het Zuidenonderhield, tijdens de onlusten in de Noord-westelijke provinciën, de gemeenschap over Bombay met Europa. Hoezeer be woond door eene twist- en roofzieke bevolking, waren daar slechts 80 Eu ropeanen, benevens een bataillon van het Bengaalsche leger in garnizoen. Peshawar eindelijk, in de nabijheid van verschillende nomadenstam men, die steeds van roof en buit leefden en die, ofschoon niet tegen de compagnie die hen met vrede liet, gestemd, evenwel slechts eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 236