234
kleine aanleiding noodig hadden om van koele vrienden hevige te
genstanders te worden.
De verder afgelegene stammen waren allen om min of meer gel
dige redenen der Compagnie vijandig gezind. En dit was van geen
geringe beteekenis, daar zij-in talrijkheid verre de te Peshawar en
omstreken gelegerde troepen te boven gingen. De strijdkrachten
der Engelscheu aldaar bestonden uit het 70e en 87e regiment Ko
ninklijke Infanterie, 8 batterijen, 8 reserve compagniën en te Noes-
hera, het uiterste punt der vallei, het 27e regiment van het Konink
lijk leger; in het geheel 3000 Europeanen, waarbij nog kwamen 10,000
man Inlaudsche troepen, waaronder 9000 van het Bengaalsche leger.
Deze aanzienlijke Inlandsche krijgsmacht wekte terecht de grootste
bezorgdheid op, daar zij, wanneer zij het voorbeeld van de soldaten
te Meerut en Dehli volgde, spoedig door de wilde stammen van bui
ten zou ondersteund worden en het met de Engelsche heerschappij
in die streek alsdan spoedig zoude gedaan zijn.
Aan de andere grenzen van den Punjaub was de toestand weinig
minder ongunstig. De radja van Bawalpore was den Engelschen
vijandig. Seinde, eerst kort onder Engelands gezagwas bekend door
het fanatisme zijner bevolking, terwijl Guleb Singh, Maharadja van
Kashmir, een valsch en listig vorst, en de stammen van Thibet
gemakkelijk de sanitaria van Simla en Missouri, waar zich een
aanzienlijk deel der Europeesche bevolking bevond, konden aan
vallen.
De toestand liet zich dus alles behalve gunstig aanzien. Enkele
lichtzijden, die de schaal van het geluk ten voordeele der Engel
scheu deden overslaan, mogen evenwel niet onopgemerkt voorbij
gaan. De Sikhs namelijk hadden geen vertrouwen in hunne hoof
den die de oorzaken van al hunne vroegere nederlagen waren ge
weest; bovendien waren nog slechts weinigen hunner over of hadden zij
het staatkundig tooneel verlaten. Dulip Singh was tot het christen
dom overgegaan en leefde op zijne goederen in Schotland. Shere
Singh, een der dapperste hoofden, was te Calcutta krijgsgevangen.
Bikram Singh, hoogepriester van de secte, hield zijn verblijf in
de heilige stad Amritsir en stond aldaar onder toezicht der Engelsche
politie. Door ouderdom verzwakthad hij niet den minsten invloed
meer op zijne geloofsgenootendie bovendien zich nog levendig de
heerschappij der Mogols herinnerden en voor niets ter wereld door
herstelling van den troon van Dehli de nagedachtenis der voor de