23 5 verdrijving dier dynastie gevallen martelaren zouden hebben ont heiligd. Bovendien hadden de Sepoys door hunne aanmatiging alle aanspraak op de sympathie der Sikhs verbeurd. Het geregelde en verlichte bestuur der Engelschen had ook niet weinig bijgedragen om de gemoederen, zoo niet ten hunnen voor- deele, dan ten minste toch tot lijdelijk toezien te stemmen. De toestand was dus, hoewel vol gevaren, niet hopeloos, vooral daar het Europeesche element door den drang van het oogenblik een vast gesloten geheel vormde, dat de onderling verdeelde Aziatische barbaren in ontwikkeling, kennis en toewijding aan de algemeeue zaakvoor hen eene kwestie van leven en doodverre overtrof. Sir John Lawrence, hoofd van het bestuur in den Punjaub, be vond zich in de koele streken vau Murri, toen het telegram van de inneming van Dehli Lahore bereikte. De opperrechter, de heer Mont gomery, die het bestuur tijdelijk waarnam, besloot, in overleg met de militaire autoriteitenonmiddellijk tot de ontwapening der Se poys over te gaan. Dit was evenwel eene hachelijke zaak: 600 Europeesche soldaten en eenige artillerie moesten deze taak tegen 3000 man inlandsch voetvolk en ruiterij vervullen. De krachtige vastberaden houding van officieren en manschappen en de doeltref fende maatregelen hadden evenwel het gewenschte gevolg, en de Se poys legden, niettegenstaande de tegenkanting hunner officieren, die steeds vast aan hunne trouw bleven gelooven, de wapens neder. Ook te Moeltan had de ontwapening van het 62e en 69e regiment zonder stoornis plaats, niettegenstaande de majoor C. Chamberlain slechts 60 Europeaneneene bereden batterij van het Bengaalsche leger van twijfelachtige trouw en 2 locale regimenten van den Punjaub tegen hen kon overstellen. Hieruit bleek op de ondubbelzinnigste wijze, dat de Engelschen ten volle op de getrouwheid der Sikhs konden rekenen. Sir John Lawrence ontving de tijding van den opstand te Rawal pindi, ongeveer 100 mijl van Peshawar, en stelde zich onmiddellijk in verbinding met de militaire hoofden in den omtrek van laatstgenoemde plaats, met name den generaal-majoor Reid, kommandant van de afdeeling, den kolonel S. Cotton de luitenant-kolonels N. Chamberlain, Herbert Edwards en J. Nicholson, en beraamde met hen de middelen om ten krachtigste alle pogingen tot opstand te keer te gaan. Er werd bepaald, dat de generaal-majoor Reid zijn hoofd-kwartier te Rawal-Pindi zou vestigenterwijl eene mobiele kolonne onder het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 238