240 hebben en de toekenning van een jaarwedde van 1.500.000 gulden was alles, wat van zijne vroegere grootheid overbleef. Ofschoon van hunne bezittingen en heerschappij beroofd, deden de Monsoolsche vorsten nooit afstand van hunne souvereiniteits-rech- ten, terwijl hunne zaak steeds de sympathie der Mohammedaamsche bevolking in het keizerrijk bleef genieten. Hoewel het Engelsche be stuur in de noord-westelijke provinciën een weldadigen invloed uit oefende, zoo had men evenwel door een te sterk toegepast stelsel van grondbelasting de haat en afkeer van het grootste gedeelte der be volking opgewekt. Hierdoor en tevens door den ellendigen toestand der politie, die, indien er slechts geld werd gegeven, alle misdrij ven over het hoofd zag of onschuldigen in den kerker deed zuch ten, ontstond een gevoel van misnoegen en onzekerheid onder de bevolking, dat bij het uitbreken van den opstand de Engelschen van hun natuurlijken steun, de gegoede middelklasse, beroofde. De langdurige heerschappij der Engelschen had de onderlinge veeteu en godsdienstige vooroordeelen tusschen Hindoes en Muzelman nen uitgedoofd, en eene nieuwe nationaliteit doen ontstaan, die der huidkleur, welke met den haat van den onderdaan tegen den heer- scher samenging. Ook hier vonden dus de Sepoys een voor den opstand weligen bodem, te meer omdat door hunne stoute inbezit neming van de Koningin van HindostanDehlizij zich in eens in het bezit zagen van een vorst en eene hoofdstad, een verzamelings- punt en eene vaan, waarom ieder ontevredene en fortuinzoeker zich kou scharen. Ternauwernood waren de kantonnementen van Dehli door de opstandelingen in bezit genomen, of Mohammed Shah Bahadoer werd in de straten tot keizer van Hindostan uitgeroepen, terwijl de rebellen in het paleis hun eed van getrouwheid aan de oude dy nastie aflegden. De nieuwe regeering wijdde haar bestuur met een schandelijke daad in, den moord van negen-en-veertig gevangenen, meestal vrou wen en kinderen. Deze ongelukkigen werden, na eenige dagen in eene kamer zonder licht of luchtverversching opgesloten en aan de schandelijkste plagerijen en mishandelingen harer bewakers blootge steld te zijn geweest, naar buiten geleid, met touwen aan elkander bevestigd en daarna met sabelhouwen afgemaakt; eene noodelooze wreedheid, een bron van jammeren en ellende voor het vervolg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 243