ruimschoots van geschut en krijgsvoorraad voorzien en telde eene be volking van 150,000 zielen bovendien was een gedeelte der stad door de Jumma gedekt. Het beleg bepaalde zich dan ook tot het gedeelte, begrepen tus- schen het Waterlastiondat de Cashmir-poort verdedigde, en het bastion Moeri, dat de poort van Kaboel beveiligde. De overige uit gangen waren even onbelemmerd alsof de stad niet belegerd werd. Het front van aanval strekte zich uit van het Hindoe Rao house tot aan de villa Metcalfe, zijnde eene uitgestrektheid van 21/2 mijl. Het Eugelsche kamp was drie en een halve mijl diep en werd door den grooten weg doorsnedenwaarvan het bezit noodzakelijk was om de verbinding met den Punjaub en Europa te onderhoudenals de eenige weg die nog open was. Het front van dit in zekeren zin geretrancheerde kamp bestond uit een moeielijk genaakbaar plateau, waarop verschillende batterijen waren opgesteld, terwijl de linkerzijde door de Jumma, de ach terkant door een kanaal en de rechterzijde door een evenwijdig met den grooten weg en tot de stad doorloopend aqueduct gedekt was. Voor de belegerden bestond het hoofdpunt der verdediging uit de voorsteden van Telawari en Kissengunge, die zich aan deze zijde van den aqueduct van de poort van Kaboel tot aan de vooruit geschoven posten der Engelschen uitstrektenen waarvan de mos keen, paleizen en tuinen uitstekend geschikt waren tot het doen van uitvallen en het verdedigen van retraites. De verdediging van het huis van Hindoe Rao was door de En gelschen aan de Goerka's van het Sirmoersche bataillon toever trouwd. Sir Harry Barnard, gehoor gevende aan den aandrang van het jongere gedeelte van den staf, besloot, door eene wanhopige po ging zich onverwacht van de stad meester te maken. Te dien einde werden er in den nacht van den 13en Juni twee regimenten tegen de stad afgezondenwaarvan men twee poorten door kruit wilde laten springendoch door verschillende oorzaken was de dageraad reeds aangebroken voordat men tot den aanval kon overgaan, waarom de generaal, vreezende den vijand niet meer te kunnen verrassen, van de bestorming afzag en de troepen deed terugkeeren. Een wijze Buitenverblijf, door een vorstelijk persoon uit het geslacht der Scian- diah gebouwd. 243

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 246