263
in de geestdrift door het gevecht of de vreugde na eene overwin
ning. De mensch blijft rnensch en de een bewijst niet gaarne dien
sten voi toewijding, welke door velen niet opgemerkt worden, ter
wijl de andere daartoe te midden van het kanongebulder zoo leven
dig en edel wordt opgewekt. Evenmin getroost men zich slechts
met eene voor zijn arbeid soms in voldoende mate uitgekeerd wor
dende bezoldiging, als men tot een kundig en flink korps behoort,
dat met heiligen ijver bezield is en van verlangen brandt om zich
te onderscheiden; dat, meer dan op ruime bezoldiging te letten, er
tuk op iszijn aandeel te verwerven in de dankbaarheid en toejui
chingen der Natie. Niets heeft de Eransche marine dan ook meer
ontmoedigd dan de Krim-oorlog. //Met de marine is het gedaan"
zeide men; //elle ne sera plus que le train maritime de l'armée.''
In den Italiaanschen oorlog van 1859 en later in Mexico ging het
op dezelfde wijze toe en zag men aan de oorlogsmarine uitsluitend
het toen meer dan ooit gevaarlijke werk der militaire transporten op
dragen. Was het daarom wel te verwonderen, dat de Erausche ma
rine onder zulk een stand van zaken gebukt ging en zij haren werk
kring eene //carrière perdue" noemde?
Wie denkt hierbij niet onwillekeurig aan de Nederlandsche oor
logsmarine tijdens de tweede Atjehsche expeditie? Ook haar rol
was toen niet zeer dankbaar. Door den meer nederigen werkkring
waarin zij tegenover de landmacht was geplaatst, welke te velde de
lauweren van den oorlog plukte, heeft men niet altijd de goede dien
sten der zeemacht naar waarde weten te schatten, welke zij met be
trekking tot den transportdiensthetzij aan het strand, hetzij aan de
wateren meer binnenslands heeft bewezen. Afgescheiden van hare
verrichtingen op een ander gebiedwaarvoor ze ruimschoots beloond
is geworden, heeft de transportdienst niettemin zwaarder op de ma
rine gedrukt dan velen hebben vermoed. Bestond er bij land- en
zeemacht meer waardeering, maar vooral meer kennis want hierop
baseert zich* alles van elkanders werkkring, men zou er onge
twijfeld naar strevenbij eene volgende expeditie niet weder in
hetzelfde euvel te vervallen als tijdens de tweede Atjehsche, toen
onze oorlogsmatrozen meer dan eens als beurtschippers en treinsol-
daten moesten worden gebruikt.
Eens en voor altijd, belast de oorlogsmarine niet meer of in
dien dit niet anders kanzoo weinig mogelijk met den transport
dienst voor het leger. Gaat men hierin geen anderen weg op dan