de aanraking der vele en uit den aard der zaak toen minder nauw keurig te controleeren waterhalers inet besmette personen op Poeloe Nasi de cholera moet hebben bevorderddan zijn daarvan zegt ons de schrijver der in 1874 uitgekomen brochure: '/Herinneringen aan de tweede expeditie tegen Atjeh" schitterende bewijzen ge weest, b. v. op het paardenschip Luitenant-Generaal Van Swieten, dat tot dien tijd vrij van cholera was gebleven, maar deze ziekte, van Poeloe Nasi naar Atjeh gaande, medenam. Toen nu de troe pen door het aanhoudende slechte weder genoodzaakt warennog eenigen tijd ter reede van Atjeh en in de baai van Poeloe Nasi de zoogenaamde quarantaineplaats voor de met cholera geïnfecteerde schepen te blijvenalvorens op de kust van Atjeh te landen werd de toestand der militairen op die volle schepen er bij den dag bezorgder door. De cholera brak in hare volle kracht uit. Met de grootste inspanning van krachten is toenvooral door de voortva rendheid van den tweeden bevelhebber der expeditie en den góeden wil van den kommandant der maritime middelen in de wateren van Atjeh die zich boven de bekende vooroordeelen der zeemacht wist te verheffen en de landmacht uitstekend ter zijde stond in dien toestand eenige verbetering gebracht door het bij gedeelten delogeeren van de troepen op oorlogs- en andere, transport- (vi- vres- en kolen-) schepen en door de spoedige uitbreiding en vol tooiing van het cholerahospitaal op Poeloe Nasi. Zijdie met de uitvoering van deze maatregelen zijn belast geweest, hebben zich uitmuntend van hunne taak gekweten. Velen moesten hunne toe wijding met het verlies hunner gezondheidenkelen zelfs met dat van hun leven boeten. Het nobile officium van den Indischen offi cier van gezondheid blonk daarbij helder uit. Eere den officieren en minderendie toenhetzij bij de geniewerkzaamhedenhetzij bij de ziekenverpleging [wie kan het ontkennen?] in eene groote el lende, tot hulp van talrijke choleralijders, met ware doodsverachting, een anderen vijand moedig het hoofd hebben geboden. Slechts en kelen hunner mochten voor den ijver en de toewijding, waarmede zij als het ware de onvolkomenheden hunner chefs wisten te bedek ken, van de regeering, als bekrooning hunner onschatbare diensten de bewijzen harer erkentelijkheid ontvangen. Misplaatste zuinigheid van hendie met de hoofdbeslissing der organisatie van de tweede Atjehsche expeditie waren belastheeft natuurlijk het geboreu worden van een dergelijken toestand bevor- 270

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 273