271 derd. Door eene minder bekrompen uitrusting van de transport dienst in het algemeenwaren wellicht groote fouten voorkomen en had men de meest eenvoudige begiuselen der gezondheidsleer be vattelijk ook voor leeken telkens en telkens minder in het aan gezicht behoeven te slaan. Aan profesten van de zijde der ge neeskundige dienst heeft het trouwens niet ontbrokenmaar som migen daarvan werden gedaantoen er niets meer te verhel pen was; toen het te laat! dat door de hoogere autoriteiten te velde stilzwijgend erkend werd, iedereen dwong, verstandig maar vooral praktisch te zijn, en geene eischen te stellen, welke op dat oogenblik niet konden worden ingewilligd. Tot nog toe heeft de regeering in Indië of Nederland niet kun nen besluitenhet officiëele verslag van den algemeenen staf der tweede Atjehsche espeditie, dat, gelet op de onbetwistbare kunde van den persoon, die het indiende, door degelijkheid en volledigheid boven alle vroegere en latere verslagen van dien aard in Indië op gesteld, moet uitmunten, onder de oogen der natie te brengen. In zoo verre zou dit niet voor de regeering pleiten en men de veron derstelling mogen makendat zijdoor de publieke bespreking van den gelieelen Atjehschen oorlog voortdurend en systematisch onmo gelijk te maken, het oordeel der natie vreest. En zoolang die pu bliciteit tot de vrome wenschen blijft behooreuzoolang ook kan ik hier geene, zoo zeer gewenschte, détails mededeelen omtrent de transportschepen in het algemeen. Eene vergelijking met de rege ling der transportdienst bij vroegere overzeesche expedition heeft slechts betrekkelijke waarde, wanneer ook daarvan geene officieele gegevens bestaan. Doch wanneer die détails door mij konden worden gepu bliceerd, dan zou wellicht de brutale logica van cijfers bij meer dan één transportvaartuig doen uitkomen, dat niet alleen de laadruimte voor de schepen bij de tweede Atjehsche expeditie minder is ge weest dan bij vroegere overzeesche veldtochten, maar zooals de schrijver van bovengenoemde //Herinneringen" ook zegt dat even zeer de ondervinding bij den eersten Atjehschen oorlog en bij an dere expeditiën van vreemde Europeesche koloniale mogendheden gedurende de laatste jaren opgedaanniet altijd of in 't geheel niet met oordeel is geraadpleegd geworden. Van het officieele verslag der Britsche regeering omtrent de expeditie naar Abyssinie bevonden zich toen bij het departement van oorlog circa 40 exemplaren. Doch de In tendance scheen niet te wetendat b. v. het paardenschip Luitenant-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 274