275 reeds gehuurd, toen de kommissie nog haar advies had uit te bren gen! Laat ons nu eens zien hoe die kommissie, gewapend met de hulp en den raad van deskundigen, uit hare oogen heeft gezien. Hoezeer door de direktie der Ned. Indische Stoomvaart-Maatschappij aan het departement van oorlog de verzekering was gegevendat elk van hare ingehuurde vijf stoomschepen geschikt was voor den over voer van 800 tot 1000 man troepen, bleek het toch bij eene door den toenmaligen kommandant van het leger gehouden inspektie, één dag vóór het vertrek der expeditie, ter reede van Batavia, dat de schepen vrij overvuld waren. Men zal zich nog wel herinneren en ik heb het zelf zelf aanschouwd dat zulks vooral het geval was met het stoomschip, dat de Madoereesche barxsan naar Atjeh moest overvoeren. De troepen stonden toenzooals steeds gebrui kelijk is, in rijen en gelederen boven op het dek gerangeerdter wijl vrouwen en andere non-combattanten zich toen beneden in het schip ophielden. Als gevolg van die overbevolking werden dan ook met het oog op de geringe plaatsruimte aan boord van nog een zeilschip en een stoomschip der transportvloot, door den legerkom- mandant terstond de noodige bevelen gegeven tot inhuur van nog één stoomschip, terwijl de voor de expeditie bestemde reservepaarden, om ruimte voor de troepen te makenweder moesten worden ont scheept en in 't geheel niet naar Atjeh zijn gegaan. Gelukkig, dat men door het treffen van dergelijke maatregelen, de overbevol king aan boord van sommige transportschepen eenigszins tot een zeker minimum heeft kunnen terugbrengen; gelukkig bovenal, dat de direktie der Ned. Indische Stoomvaart-Maatschappij op dat oogenblik nog over één stoomschip kon beschikken. Doch indien dit eens niet het geval ware geweest, wat had dan eigenlijk 'tis eene vraag, die voor de hand ligt die inspektie van den leger- kommandant, zoo op het uiterste tijdstip vóór het vertrek der ex peditionaire troepenmacht, te beteekenen Want van wachten was toen, zooals men weet, geene sprake meer. Men moest met den grootsten spoed handelen en de troepen naar het terrein des oorlogs laten vertrekken. Dit was de wil der regeeringdie eene expeditie had doen uitrusten, bij welker organisatie volstrekt geene sprake had kunnen wezen van het bekende gouverner dest prévoirdoch, met on zuivere kennis van eigen krachten en die van het vijandelijk land, in eene koortsachtige gejaagdheid werd te werk gegaanalsof men het bij uitstek Bransche on se delrouillera tot voorbeeld had willen kiezen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 278