't Is waar, de voorbereiding der Engelschen om, van Britsch-Indië uit, in 1811 met een landingskorps van 12000 man, ingescheept op 57 transportvaartuigen en begeleid door eeue vloot van ongeveer 40 oorlogsschepen, Java te veroveren, heeft bijna drie jaren geduurd, maar men vergete niet, dat het Engelsche Gouvernement, alvorens de expeditionaire macht te Malaka te hebben geconcentreerd, meer dan eens geaarzeld heeft, zulk eene gewaagde onderneming te vol voeren, en eerst daartoe overging, toen over Nederlandsch-Indië geen Gouverneur-Generaal meer den scepter voerde, die Daendels heette. De 35,000,000, welke deze expeditie kosttewerden ruim schoots vergoed. Later verminderde de zeilmarine en kwam de stoom meer en meer in praktijk. De expeditie der Eranschen naar Algiers in 1830 had een landingskorps van 35000 man. De uitrusting duur de zes maandende inscheping der expeditionaire macht veertien da gen. De vloot bestond uit 104 oorlogschepen, waaronder slechts 7 stoomvaartuigen4S7 koopvaardijschepen en nog 85 kleine, niet diepgaande vaartuigen. De organisatie van de Eransch-Engelsche ex peditie naar de Krim, in 1854, duurde eenige weken. De Eransche expeditionaire artillerie, welke slechts 16 voertuigen per batterij had, terwijl de onderofficieren zelfs onbereden waren, beschikte alleen over niet minder dan 13 stoom- en 24 zeilschepen. Naar China zonden de Eranschen in 1858 slechts 7000 man landingstroepen. In 1860 verschenen de Eransche en Engelsche vloten met een landingskorps van 20000 man voor de Peiho. Maar de voorbereiding tot die verre tochten heeft niet zoo lang geduurd als van de tweede Atjehsche ex peditie. Evenzeer was dit het geval met de veel grootere expeditie der Eranschen naar Mexico in 1861. De voorbereiding van de Eransche expeditie naar Syrië, in dat zelfde jaar ondernomen, duurde minder dan eene maand, terwijl de sterkte van het landingskorps 6000 man bedroeg. Voor de veldtochten der Eranschen in Italië van 1859 en in Cochin-China van 1858 tot 1862 kan ik geene cijfers opgeven. Tot de Engelsche expeditie naar Abyssinië werd in April 1867 be sloten en in October van dat jaar waren de troepen ten getale van 10800 man, waarvan een groot gedeelte uit Britsch-Indië afkomstig was, bij de baai van Annesley aan wal geconcentreerd. Hoe lang de voorbereiding der Engelsche expeditie naar de Goudkust van Afrika, onder den generaal Wolseley, heeft geduurd, is mij niet bekend; ze vond in 1874 plaats. De sterkte der expeditionaire macht bij de tweede Atjehsche ex- 284

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 287