eenvoudiging leidt, maar eigenlijk gezegd verwarring. Het werk
van vele handen is sedert op ééne handdie van den hoofdinten
dant, overgegaan. Daarmede werden niet alleen eenheid van hande
ling en orde en regelmaat beoogd, maar ook, zoo men dit wilde,
opeenhooping van passagiers, overvulling van transportschepen en
teeling van cholera en andere gevaarlijke ziekten belet. De tweede
Atjehsche expeditie had daarvan zulke droevige lessen gegeven. Men
mocht dus verwachten, dat, nu het troepenvervoer geheel in handen
van de Intendance was overgegaandeze die lessen zeer ter harte
zou nemen. Dochzoo het scheen zag zij ook laterbij het ver
trek van vele transportschepen naar Atjeh, door verweerde bril
len. Luide waren soms de klachten over gebrek aan ruimte. Zoo
was b. v. de steamer Atjeh van de Ned. Indische Stoomvaart-Maat
schappij in 1875 op eene der reizen naar Atjeh zoo volgepropt, dat
de zich aan boord bevindende officier van gezondheid verplicht was,
den gezagvoerder en den detachements-kommaudant aan te raden,
Singapore binnen te loopen, ten einde het schip aldaar te laten
schoonmaken en luchten en de overgevoerde militairen zich aan den
wal te laten vertreden, alvorens de reis naar Atjeh voort te zetten.
Op den 18en November 1875 kwam de Baron Mackaij van Soera-
baja en Samarang te Batavia aan met db 700 menschen. Op den 20en
November daarop stoomde de Bromo met 1000 personen aan boord
van Batavia naar Atjeh. Ik bepaal mij slechts tot deze voorbeelden.
De Ned. Indische Stoomvaart-Maatschappij welke thans volgens la
ter gemaakte bepalingen ook met eene geregelde dienst op Atjeh
moet varen, heeft er natuurlijk belang bij, dat hare stoomschepen,
welke derwaarts vertrekken, zoo vol mogelijk gevuld worden. Yan
verhuren dezer booten tegen 1500 a 1200 per dag, ongere
kend andere emolumentenis sedert toch geene sprake meer. Zij
moet hare booten, volgens de nieuwe bepalingen van het kontrakt,
op bepaalde dagen, volgens een veel lager tarief, naar Atjeh laten
vertrekken. Indien ze nu de Intendance bewijzen kan, dat ze b. v.
op één stoomschip 800 militairen, koelies en dwangarbeiders, vrou
wen, kinderen en andere personen kan bergen, dan zal ze wel zoo
verstandig zijn, daarvoor geene tivee stoomschepen beschikbaar te
stellen, tenzij het Gouvernement buiten het kontrakt om en dus
tegen eene hoogere betaling een tweede stoomschip tijdelijk in
huurde. Met haar beperkt aantal stoomschepen dat gewoonlijk
geene reserve heeft zou het der stoomvaart-maatschappij, ook om
288