293
Ik ga nu over tot mijn onderwerp. Wat is, in de eerste plaats,
het Oostersche vraagstuk? Zoek alle mooglijke bepalingen op, keer
het vraagstuk zoo dikwijls als gij wilt om en nog eens omhet
antwoord laat zich altijd herleiden tot deze vijf woordende begeer
lijkheden der Europeesche staten. Zoo Rusland geen behoefte had
aan de opperheerschappij in de Zwarte Zee, zoo Engelanddat vrees
koestert voor zijn Indische bezittingen, geen behoefte gevoelde de
hand te houden boven Europeesch en Aziatisch Turkije, zoo de Sla
vische provinciën van Oostenrijk niet grensden aan Herzegowina en
Albanië, zoo Duitschland geen bedoelingen had met den sinds lang
door Duitschers gekolonizeerden Donauzoo Erankrijk geen lust had
gekoesterd een werkzame rol te spelen in elke internationale staat
kunde, zelfs in die, welke het minst aan zijne eigene belangen
raakt zou het Oostersche vraagstuk nooit bestaan hebben. Er
zou wel een land geweest zijn, dat meer of min beschaafd is, meer
of min goed bestuurd wordt, meer of min sterk is uit een militair
en economisch oogpunt, dat zijn zaken doet, gelijk het goedvindt,
er zou geen algemeengeen internationaal vraagstuk geweest
zijn. Onderstel een oogenblik, dat alle Europeesche Gouvernemen
ten hun heerschzucht laten varen, de Sulthans latende onttronen
door de groot-viziers en de groot-viziers latende verbannen door de
Sulthans wat zal er dan overblijven? Een land, waarvan de
geschiedenis de belangstelling kan wekken van den reiziger of van
den wijsgeer, maar waarvan de lotswisselingen in geen geval een be
dreiging kunnen zijn voor de algemeene rust. Dus, wat het Oos
tersche, of, zoo men liever wil, het Turksche vraagstuk uitmaakt,
is niet Turkije, maar de eensgezindheid van al de mogendheden op
ée'n punt: de begeerte een brok te hebben van het rijk der Osman
lis, en de oneensgezindheid omtrent alle andere punten. Daarin ligt
het bedenkelijke en het gevaar van den toestand.
Ik weet wel, dat de Turken zeiven er ook toe bijdragen; zij ge
ven aan alle partijen voorwendsels tot klachten. Die coups de thea
tre, waarvan wij sinds eenige maanden de ietwat verbaasde getuigen
zijn; die serail-omwentelingen, waarvan wij noch den zin noch den
omvang begrijpen; die oproepingen van wilde bendendie niets schij
nen te hebben vergeten van Tamerlan's troep; die moorden, die
zelfs het flegmatieke Engeland van afgrijzen doen rillen dat
alles is wel geschikt om de begeerten te prikkelen en aanneemlijke
redenen bij te zetten aan de minst gerechtvaardigde tusschenkomst,