296 gewesten met Fransche taal, aan Frankrijk zoo luidt de reke ning van deze eerste onderneming. Dat is de eerste schrede van de nieuwe staatkunde, de staatkunde der nationaliteiten. Toen eens de baan geopend was, openbaarde zich aan alle zijden het sinds lang bedwongen streven. Na Magenta Sleeswijk; la ter Sadowa; na Sadowa de oorlog om den Elzas en Metz, nu on langs de oorlog van Servië en het Oostersche vraagstuk. In die onstuimige windvlaag, die wild over de kaart van Europa blaast en tot de laatste sporen van de oude verdragen vernietigt, is er een nieuwen adem, die dezelfde blijft te midden vau de meest verschil lende onvoorziene gebeurtenissenhetzij in Duitschland of in Ser vië, in Italië of in Griekenland, men jaagt één zelfde doel na: de eenheid, de samenvoeging van de volken volgens nationaliteiten. Men mag zich afvragen, wat dit toch wil zeggen, in welken zin en bin nen welke grenzen de nationaliteit moet worden opgevat en tot hoever zulk een groepeering moet worden doorgevoerd. Vragen die blijkbaar geen nauwkeurig antwoord gedoogenwant het streven dat dit nieuw internationaal objectief voortbrengt, is onbepaald, ge lijk de opvatting van het politiek evenwicht onbepaald was. Ver wacht noch van de gouvernementen, die oorlogen voeren, noch van de volken-, die opstaan, uitleggingen van eenige waarde; zij weten slechts één ding, namelijk, dat zij zich vereenigen willen met de Duitschers of de Slaven, met de Italianen of met de Turken. Ligt daarin verwantschap van ras, in de fyziologische beteekenis van het woord of overeenkomst van taal of gemeenschap van godsdienstige en maatschappelijke zeden of gelijkheid van economische belangen? Wie weet het en hoe het op te lossen? De oorzaken, vermoedelijk zeer afwisselend volgens de landen en de omgevingbrengen overal dezelfde uitwerking voort, de volhardende en stijfhoofdige begeerte van een ethnografische groep, om een andere groep in zich op te nemen of er zich mede te vereenigen. Is dit nieuwe beginsel, dat alles overheerschend wordt, zoo het dit niet reeds geworden is, in hetgeen men overeengekomen is het internationale recht te heeten, rechtvaardig, is het waar, is het ook maar redelijk? Dat is een geheel andere vraag, die ik hier niet heb te behandelen. Het is zeker, dat er, als men zich op een al- Waarschuwing voor de Nederlandersdie niet gelooven aan het gevaar van onze inlijving.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 303